‘Huilde snot en slinger, die Mia van mij.’

Frans, 72, stratenmaker

Die ene is gestorven. Navelstreng zat dubbel. Die kreeg al dagen geen eten meer binnen. Mijn vrouw zei al, handen op haar buik: ‘Eentje is fel maar die andere doet niet echt mee.’ De dokter was het er niet mee eens: ‘Ik hoor een hartje, dus dat zal wel goed komen.’

Onze Marco woog zes pond en onze Dirk toch nog vijf. ‘Vijf!’ Meer dan genoeg voor een lang en gelukkig leven, zou je zeggen.

Niet voor onze Dirk. Die wou er natuurlijk uit (met die navelstreng om zijn nek) maar onze Marco zat in de weg. En die had geen haast. Die vond het wel best, midden in zijn moeder.

Lang verhaal kort: ik ben ze allebei gaan aangeven op het gemeentehuis. En bij hem zetten ze er dan meteen een kruisje achter.

Strijkkamertje leeggeruimd voor de wake. En een deur verder lag Mia bij te komen en te jammeren. En onze Marco maar drinken. En slapen. Die kon zo diep slapen dat je er bang van werd. Lag soms net zo stil als onze Dirk in het strijkkamertje, op de koude plaat.

Mia in de war: ‘Waar heb ik nou twee tieten voor, met maar één kindje?’

Ze is nog een tijdlang kwaad geweest op onze Marco. (Niet in het openbaar, maar ’s nachts met de lamp uit.) Dan ging het van: dat hij alles van onze Dirk had opgegeten… Dat hij een beetje plaats had moeten maken voor zijn broertje… Dat hij altijd alleen maar aan zijn eigen dacht…

Lag ik om vier uur ’s nachts m’n gezonde baby te verdedigen. Maar dat win je toch nooit. Een man is niet opgewassen tegen zulke hormonen. En niet tegen de nacht.

Ben ik nog lang veel bang geweest, als Mia eruitging om te piesen. Bang dat ze naar het wiegje toe zou lopen om… ja, om wat? Daar stopte ik voor de zekerheid maar met fantaseren. Daar zei ik ‘Ho!’ tegen de beelden in mijn kop: vlak voor ze het kussen op zijn gezicht…

Het kraambezoek was ook ten einde raad: gaan we nou feliciteren of gaan we nou condoleren?

‘Gecondociteerd!’

Er waren erbij die onze Dirk niet wilden zien. Die durfden het strijkkamertje niet in. Dat was niet altijd gemakkelijk voor Mia. ‘Nou zal niemand weten hoe gaaf en compleet hij was.’

Hebben we hem, tussen twee voedingen door, begraven. Mia in de rolstoel, want die was nog gewond van onder.

Vreselijk weer. Oostenwind, natte sneeuw. File. Snel snel, handje zand erover, want onze Marco lag thuis te krijsen, natuurlijk. Die wou door waar hij gebleven was.

Huilde snot en slinger, die Mia van mij. En denk maar niet dat ze bij verloskundigheid leren wat het verschil is tussen kraamtranen en rouw.

Ze dragen weliswaar wit, die dames van De Kraamvogel, en dan lijken ze van een afstandje wel op een dokter, maar in wezen zijn het schoonmaaksters die per ongeluk een thermometer hebben meegekregen.

Een baby’tje krijgt een knuffel, een bijtring, een bestekje. Maar een dooie baby krijgt een bos bloemen. Omdat hij feitelijk meteen volwassen is, denk ik.

Nog voor de hechtingen eruit waren, begon Mia al over een nieuw kindje. Ik zeg nog: ‘Je kunt de ene niet inruilen voor de andere, meisje.’ Maar ze moest en zou, en mijn argumenten waren al heel snel op. Dus kon ik weer aan de bak, tussen de lakens.

Kijk: neuken is nooit vervelend voor een man, maar ik heb aan de weken dat we voor een nieuw kindje aan het klussen waren weinig goeie herinneringen. Meer corvee was het dan geiligheid.

Sowieso voelt het alsof je dwars tegen de natuur in gaat: seksen met een vrouw die melk lekt als je haar omkantelt.

Ik weet: er schijnt op internet een rukmarkt voor te zijn: vrouwen die melken tijdens de daad… maar dat lijkt me meer iets voor Aziaten. China. Waar de tieten gemiddeld kleiner zijn. En waar de maffia goudgeld verdient aan onze Nutrilon melkpoeder. En waar dus wel weinig zog voorhanden zal wezen, stel ik me zo voor.

Nou, bij Mia aan zog geen gebrek. Onze Marco vrat zich moddervet, was binnen de kortste keren boller dan de engeltjes van Rubens. En dan nóg had die vrouw genoeg in het vriesvak om een klein weeshuis op te kweken.

Afijn.

Er werd weer geneukt op nr. 9 en dat is altijd beter dan ruzie maken, zullen we maar zeggen.

En na afloop zei Mia altijd: ‘Dankjewel’, en dan zei Franske: ‘Asjeblieft.’ En zoiets zeg je niet als je een rothekel aan elkaar hebt. Dan hou je dus kennelijk van elkaar. Wat ze tegenwoordig een ‘win-winsituatie’ noemen.

Dus Mia zwanger. Veel misselijk. Voor, tijdens en na de maaltijd. Het enigste waar ze zin in had: Engelse drop.

Bij de tweeling wou ze alleen maar rookworst met roomijs. Maar bij nummer drie was het Engelse drop, Engelse drop en nog eens Engelse drop. Bij de Jamin hingen ze de vlag uit, als Mia weer aan kwam lopen.

En van Engelse drop krijg je meisjes. Het bewijs heet Lise. Het levende bewijs.

Als het een jongetje was geweest, had hij Walt geheten. Want het werd een jongetje, Mia wist het zeker.

Voor een vader is een meisje leuker. Beter dan een goedmaakmannetje.

Ondertussen is Mia ook tevreden met een Lise.

En toen heeft onze Marco later zelf ook een tweeling gekregen. Ook twee jongetjes, je verzint het niet. (Ja, God verzint het, maar die wordt toch niet geloofd.)

Lag Mia negen maanden lang wakker omdat ze zeker wist dat eentje het wel weer niet zou redden.

En je mag het niet denken, maar ergens denk je het toch: volgens mij was ze stikjaloers dat Janneke ze wél allebei mocht houden. Anders had Mia niet zo raar staan ademen toen wij aan het voeteneind stonden met twee beertjes en twee rompertjes en twee paar slofjes.

Trouwens; ze heeft het later ook wel eens toegegeven, bij de Griek na vier Metaxa (‘en vooruit, nog één portje, dan…’). Ze zegt: ‘Hoezo verdient Janneke beter dan ik?’

Ik zeg: ‘Misschien is de enige reden dat de natuur tweelingen heeft bedacht: risicospreiding.

Waarom heeft de mens twee handen? Twee longen? Twee oren? De man twee kloten? Niet voor de onderlinge gezelligheid, maar omdat je er dan eentje kunt missen. Waarom heeft hij twee nieren? Zodat hij er eentje weg kan geven. Dus waarom kreeg jij een tweeling, Mia?’

Geen idee hoe ik hier zo snel op gekomen was, maar het werkte. Sindsdien heeft ze er vrede mee. En de laatste jaren is het zelfs zo dat ík af en toe moet zeggen: ‘Moesten we het grafje niet weer eens schoonspuiten?’ Zo weinig is ze er nog mee bezig.

En Marco? Marco heeft op een middag vrij gevraagd bij de fabriek en die is toen naar de stad gefietst.

En op de terugweg kwam hij eventjes bij ons aan. Lise was er stomtoevallig ook om Mia haar krullen te doen.

Hij trekt zijn jas uit. Trekt zijn bloes uit. En toen ik dacht: hij zal zijn T-shirt toch wel aanlaten!, ging zijn T-shirt ook nog uit. Meer borsthaar dan ik. Meer haar op zijn buik dan ik op mijn hoofd.

Had hij in fantasieletters heel groot DIRK op zijn schouders laten zetten. Ik zal niet zeggen dat het mooi is, maar het stónd er wel.

Er is weinig voor nodig om deze familie aan het janken te krijgen, dat bleek wel weer. Onze Lise huilt al net zo stom als haar moeder. En haar vader.

Eind goed al goed.

Behalve dan dat hij er nog lang last van heeft gehad, Marco.

Op het moment dat een tattoo gaat stinken dan weet je dat het foute boel is. Heeft vier weken aan de antibiotica gezeten. Kon alleen maar op zijn buik slapen.

Maar goed, daar ben je broertjes voor: elkaar af en toe een streek leveren.

Peer Wittenbols (1965) is schrijver van meer dan vijftig toneelstukken, twee dichtbundels, een verhalenbundel, hoorspelen, liedteksten en filmscripts. Hij was acht jaar huisschrijver bij Toneelgroep Oostpool en schreef ook voor o.m. Het Zuidelijk Toneel, De Toneelmakerij en Het Nationale Theater.

Meer van deze auteur