1.

Daar ging hij dan, met gesloten mond,
de fiets op, in de zon, door dichte wolken.
Daar stond hij met de voeten in het zand.
Zijn ziel zat opgesloten in wat kriebelde.

Daar zag hij,
hoorde hij,
at hij,

dit alles leek onvermijdelijk.

Die ene zomer toen zijn ouders hem,
de speeltuin, het KSA-lokaal,
een barbecue bij vrienden –

Die sporen, licht verweerd,
slijmresten, stofgeklapper,
patronen van kleinige pootjes –

De voorruit van de auto,
ooit vuil en vol karkassen,
spiegelde oplichtende gedachten.

Die tijd was weg en ver voorbij.

Iets als een werende coating misschien?
Waarom had hij toch niets gemerkt?


2.

Hij bevond zich in jonge krullen,
licht en glanzend, wit, teder als perzikwangen,
die hij vastklemde bij de streng, de bloemen
vaal, als van papier, verknipt in lichte snippers.

Hij bewoog snel over het land,
verend, geleerd, lenig, taalvoetig,

vroeg waarom rond de vlinder, slapend,
de lichamen toch bewogen
en of ze zijn vrienden waren.

Hebben zij een ziel?
Hoe grammaticaal zijn al die geursignalen?

De computer bleek een koelkast voor zijn gedachten.

En wat met roddelen, schrijven, bouwen? Correspondenties, rituelen?
Maken zij kunst, zijn zij machines? Is het ethisch ze op te eten?
Wat voor rechten hebben zij dan?

Nee, was lang zijn besliste antwoord.
Uit het niets klapperden vleugels.
Nu begon hij toch te twijfelen.

Is het een dans?

Hij verstopte ze in een zak bij donkere beestjes,
zo klein, verdrietig en alleen.


3.

Soms hing hij boven de beek met een schepnet,
soms wilde hij hen op zijn benen voelen
de voetjes kriebelig tegen de zijne.

Soms stond hij in een bebloemde berm langs de weg
of gewoon gezellig aan de afwas

en zag hij beestjes die zo klein waren,
beestjes die zijn blik niet vatten konden.

Er klapperde iets op zijn oogbal.
In lange kolonnes kwamen ze dichterbij:

spinnen in de douche, mieren op de picknick,
teken, begraven in de huid,
een bedwelmende reeks trips, vuurbollen en schietmotten,
meelwormen, kaddisjvliegen, kikkerhoppers
en andere families

– een beetje gezonde grond, een voetvierkant
van twee centimeter diep, meer hebben zij niet nodig.

We zien, zei de Vlinderonderzoeker nog,
maar onze ogen vergeten te rouwen.


4.

Op een verfrommelde pagina
vindt hij een bloemloze wereld met stille wouden,
een wereld van mest en bladeren,
rottende kadavers, opgestapeld in steden en bermen,
een wereld van instorting en verval, erosie en verlies
hier loopt een spiraal van roofdieren naar planten.

Tijdens het harken snuift hij de stille kantoorlucht.
Overal slapen de mensen. Zelf begrijpt hij niet
waarom net nu zijn ogen opengaan.

Zijn ziel zit opgesloten in hun pootjes,
scheurt de cocon na jaren.

In dit schrift beschreef hij
een plaats waar alles sterft,
waar schimmels exploderen,

een tijd gedijend op dood en rot,
waar de mens zich als een zeevis vastklampt
aan een vlottende, verwoeste wereld.

Nu bladert hij door de pagina’s,
begraaft zijn schrift in een donkere la. En wij?


5.

Voor een laatste keer beweegt hij met zijn vleugels
en doet hij de dans van de honingbij.

Kwispelend in achten,
verscholen in het donker.
Dit alles in de juiste hoek naar de zon.

Trillingen van beestjes, bloem tot bloem,
flitsen over gewassen telkens als je de ogen opent of sluit,
een dienst die elk jaar 500 miljard dollar waard is
in China, door ingehuurde arbeiders.

Vlinderonderzoeker schudt zijn wollige pels
en wij, verhard in steen, wachten om te worden opgeprikt
in toekomstige mausolea.

Terwijl onze armen worden uitgekrast en afgeschaafd,
schrijft hij een dossier over meer creatieve benaderingen.

Terwijl wij onder het gewicht van de eeuwen verdwijnen,
zoekt hij geld voor de integratie van beestjeshabitats in het ontwerp
van sporen, hoogspanningslijnen, andere infrastructuur,

en, zoals altijd,
voor meer studies.

Lies van Gasse (1983) is dichter, beeldend kunstenaar en leraar. Met haar bundel Brak de waterdrager won ze de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen voor poëzie, met Wenteling werd ze genomineerd voor de Hugues C. Pernath-prijs. Na Wassende stad (2017) verschijnt in 2021 de bundel beestjes.

Meer van deze auteur