Ik heb niet stilgezeten, ik heb Sartre gelezen
en Kant en Kierkegaard. Als ik doodga
hoop ik op een hemel
om met hen in te kaarten
(ik vraag me af
of Marx voor geld zou spelen). Lachend
zal ik vier azen op tafel gooien, twee jokers
achter de hand. ‘Schenk mij bij!’
zal ik roepen naar een engel in een
doorzichtig gewaad,
maar de doden hebben geen stem. Natuurlijk
hebben de doden wel een stem. Driekwart
van de boeken die je leest
zijn geschreven door een dode
toen die dode nog leefde. En zo
sijpelt het verleden de toekomst in

Dying is an art, schreef Sylvia Plath
Doodgaan is weer kind zijn, denk ik
Volledig overgeleverd
aan de elementen, zonder
dat je iets te zeggen hebt
over de plekken waar het leven
(een kinderwagen als het ware)
je naartoe rijdt

Dit zal na mij zijn, wat voor mij is geweest – Seneca
Wat een dwaasheid om
verbaasd te zijn als op een dag gebeurt
wat elke dag gebeuren kan.
Ik ben een dwaas, maar dwazer is
wie leeft alsof hij morgen sterft:
wat een paniek pulseert er
vandaag door je lijf! Nooit
zul je meerdaagse plannen maken,
nooit ‘s avonds laat door het Oosterpark lopen
en verlangen naar de nazomer, nooit
een stuk taart bewaren voor morgen,
nooit kaartjes voor de biënnale kopen

Zachtjes zit ik in een kano in Frankrijk
Hoopvol zit ik weer in de zonnige erker
met bloemen
Dit zijn geen jeugdherinneringen,
maar geuren
zoals alle jeugdherinneringen op een gegeven moment
geuren worden. Proust, expert
in deze vorm van melancholie, schreef: de kracht
die de meeste keren om de aarde gaat in één seconde
is niet elektriciteit, het is pijn.

…maar hij vergat het licht, dat het allersnelst is
en altijd met dezelfde snelheid reist. Licht
dat pijn kan doen verbleken. Want wanneer ik mij
buk om de druiven die gevallen zijn
op te rapen en pijn duwt
mijn gezicht weer eens ineen
als een harmonica
maar ik kijk op en zie de zon
weerkaatst in de nieuwe koelkast
die van jou en mij samen is,
wat betekent pijn dan nog?

Jij bent geboren
in de grijze flat met plastic balustrades, ik zag
mijn eerste nacht in het kleine huis
met gekleurde kozijnen

Maar dit gedicht
gaat over de dood. In mijn kist
zal een donzen dekbed liggen, mijn lijf
omringd door pluchen knuffels
Ze noemden me kinderachtig,
maar dat was toen
Jonge honden waren we, voor het eerst
in een park zonder riem,
verbaasd bij alles wat ons lukte
dankzij of ondanks onszelf
en ons vermogen overal
een competitie in te zien

‘De dood accepteert geen jokers,’
zegt Kant in alle ernst
met zijn zwaarste stem
en: ‘Schenk mij bij!’
tegen de engel,
die geïrriteerd zijn breiwerk opzijlegt
en antwoordt: in je mand
(want is het zo onderhand niet evident
dat mensen voor engelen zijn
wat dieren voor mensen zijn?)

In mijn mand!

Is het mijn sterfdag?
Ik maak mij geen zorgen
Alle gelukkige momenten herhalen zich
Eerst als tragedie en dan als klucht
en daarna als elegie
Er zullen opnieuw tieners wild
na sluitingstijd een snackbar in rennen
Er zullen opnieuw geliefden in de wijnbar zitten
waar wij elkaar voor het eerst kusten
Zelfs jij zal opnieuw een geliefde in een wijnbar zijn
en opnieuw gelukkig zijn
ook al is je oude geliefde dood
Maar voor nu ben je boos
dat ik dit opschrijf
Veel te vroeg
zoals ik altijd overal
veel te vroeg ben
Maar juist daarom hou ik van je
omdat mijn ziekte soms
voor jou een bron van boosheid is

Is het mijn sterfdag?
De lucht is stil, als lucht
op een kalender
Is het mijn sterfdag?
Vergeet klokken die luiden
De lucht is stil, als lucht
Is het mijn sterfdag?
Vergeet engelen en psalmen
Ik wil de vanille van een oud boek
Ik wil een koud flesje bier
en ik wil jou, nog één keer
Vergeet vogels die zingen
Ik wil mijn hond horen drinken

Lieke Marsman (1990) is dichter en schrijver. Haar recentste dichtbundel, De volgende scan duurt vijf minuten, verscheen in 2018. Haar roman uit 2017, Het tegenovergestelde van een mens, ging over klimaatverandering en liefde. 

Meer van deze auteur