Hoewel je toch eigenlijk zou denken dat goede boeken ook over de eigen taalgrens heen altijd hun weg vinden, lijkt het erop dat de receptie van nationale literaturen in het buitenland eerder onderworpen is aan het dictaat van min of meer irrationele modes dan aan het criterium kwaliteit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de receptie van Nederlandstalige literatuur in Duitsland sterk verschilde al naar gelang de periode. In de tijd tussen de Eerste Wereldoorlog en het einde van de Tweede werd het beeld van de Nederlandstalige literatuur vooral bepaald door (Vlaamse) schrijvers zoals Felix Timmermans en Ernest Claes, die zogenaamde Heimat- en boerenromans schreven. In het Duitsland van na 1945 speelde de als realistisch-vitalistisch geldende literatuur van het Nederlandse taalgebied nauwelijks nog een rol vanwege de vermeende verwantschap van deze auteurs met de ideologie van het nationaal-socialisme – al weigerde een schrijver als Antoon Coolen, die in de jaren dertig en veertig vaak in het Duits werd vertaald, resoluut om zich voor het karretje van de nazi’s te laten spannen – en vanwege de behoefte om artistiek aansluiting te vinden bij de modernen. Daarbij werd over het hoofd gezien dat natuurlijk ook Vlaanderen en Nederland moderne literatuur hadden, en diverse pogingen in de volgende decennia om de Duitse aandacht op deze teksten te vestigen mislukten min of meer. Dit veranderde pas in 1993, toen Nederland en Vlaanderen themaland waren op de Frankfurter Buchmesse.

Om bovengenoemde redenen is het niet verwonderlijk dat Maarten ’t Hart in Nederland allang een erkende grootheid was voor er in 1984 in Duitsland een eerste zelfstandige uitgave van zijn werk verscheen. Eerder waren al enkele vertaalde teksten in bloemlezingen opgenomen. Tekenend voor de positie van de Nederlandse literatuur in Duitsland is dat het boek, getiteld Eine Unfreiwillige SeereiseOngewenste zeereis, voortkwam uit een workshop vertalen van studenten van de Universiteit van Oldenburg en in een tweetalige editie werd uitgegeven door een kleine uitgeverij in de reeks ‘Bibliothek der Entdeckungen’. Je kunt er gerust van uitgaan dat bij deze publicatie niet het besluit om deze auteur in Duitsland uit te geven een beslissende rol heeft gespeeld, maar het toeval. Voor zover ik weet kreeg het boek niet veel aandacht. Overigens beleefde het in 1997, toen Das Wüten der ganzen Welt in Duitsland een doorslaand succes werd, een heruitgave.

Toen in 1988 Een vlucht regenwulpen, de roman waarmee Maarten ’t Hart in Nederland definitief doorbrak, in Duitsland verscheen, gebeurde dit in zekere zin ook in een beschutte omgeving. Uitgeverij Suhrkamp in Frankfurt bracht Ein Schwarm Regenbrachvögel in de paperbackserie Edition Suhrkamp uit in de vertaling van Waltraud Hüsmert. Er zijn verschillende redenen om over een ‘beschutte omgeving’ te spreken. Ten eerste verschijnen de boeken die meetellen en die de aandacht van de critici moeten trekken in Duitsland van oudsher in gebonden vorm. Weliswaar is de Edition Suhrkamp zeker een gerenommeerde serie, waarin werken van belangrijke auteurs als Bertolt Brecht, Max Frisch, Ernst Bloch, Theodor W. Adorno, Hans Erich Nossack, Uwe Johnson en Thomas Bernhard verschijnen, maar meestal betreft het dan herdrukken in pocketformaat. De oorspronkelijke uitgaven in de serie zijn meestal theoretische boeken, tussendoortjes of teksten die naar verwachting sowieso niet veel weerklank vinden. ‘Beschutte omgeving’ ook omdat de band een verklarend nawoord meekreeg van de in München woonachtige literatuurwetenschapper Carel ter Haar, die initiatiefnemer was van een hele reeks vertalingen uit het Nederlands bij Suhrkamp.

Ondanks de relatief ongebruikelijke manier van uitgeven verschijnen toch besprekingen in de Frankfurter Allgemeine Zeitung en in de Neue Zürcher Zeitung. Een groter verkoopsucces van het boek leveren de recensies niet op. Begin jaren negentig werkte ik in een modern antiquariaat, waar ik regelmatig grote boekendozen met pockets van Suhrkamp uitpakte, die met een stempel tot ‘beschadigde exemplaren’ waren gemaakt, en in elke doos bevond zich minstens één exemplaar van Ein Schwarm Regenbrachvögel. Een lot dat de roman deelde met andere uit het Nederlandse vertaalde boeken van dezelfde uitgeverij. Voor de Nederlandse literatuur was de tijd gewoon nog niet gekomen.

Helemaal zonder effect bleef deze uitgave echter niet. Meteen in de eerste zin van zijn nawoord beschrijft Carel ter Haar Maarten ’t Hart als ‘de grote einzelgänger’ en schept daarmee een beeld van de auteur dat tot op de dag van vandaag in talloze portretten, recensies en andere artikelen opduikt. Bovendien informeert Ter Haar de Duitse lezers over de werdegang van de auteur en over zijn orthodox-calvinistische achtergrond, waarbij hij echter niet nader uitlegt wat zo’n afkomst voor een mens kan betekenen. Hij interpreteert de roman als een verhaal over het verlies van het geloof en plaatst hem in de algemene emancipatiebeweging, waarvan de uitwerkingen ook in Duitsland waar te nemen zijn. Ter Haar geeft als voorbeeld het in 1976 verschenen, sterk autobiografische boek Gottesvergiftung van de psychoanalyticus Tilmann Moser, waarin deze radicaal met de christelijke godsdienst afrekent. Moser ziet, vergelijkbaar met Sigmund Freud, de basis voor godsdienst in het kinderlijke maar uiteindelijk menselijke verlangen naar geborgenheid. Maar doordat het christendom de mens doet geloven dat hij zondig is, komt hij terecht in een vicieuze cirkel van schuld en onderworpenheid die zijn hele bestaan vergiftigt. Een vergelijkbare constellatie vindt Ter Haar in Een vlucht regenwulpen, maar het centrale thema van de roman is voor hem het opeisen van het recht op solipsisme. Deze thematische gerichtheid betekent natuurlijk ook dat maatschappelijke kwesties die toen de roman tot stand kwam een belangrijke rol speelden in het publieke discours en in de literatuur, buiten beschouwing blijven, en dat maakt Maarten ’t Hart in de ogen van Carel ter Haar tot een auteur die volstrekt niet van deze tijd is. Het onverwachte succes van dit sterk autobiografische boek in Nederland ziet hij als een bevestiging van Kurt Tucholsky’s stelling uit 1929 dat een boek niet alleen vanwege zijn literaire kwaliteiten effect heeft, maar evenzeer ‘vanwege de stof en de behandeling van deze stof’. De nadruk op de buitenissigheid van de stof – en de vermelding van het voor Duitse begrippen uitgesproken non-conformisme van de auteur – ontwikkelt zich in de toekomstige besprekingen van ’t Harts vertalingen bijna tot een topos. Bestond er nog een literaire kritiek die onderscheid maakt tussen ‘vorm’ en ‘vent’, dan zou die Maarten ’t Hart ondubbelzinnig aan de ‘vent’-kant plaatsen, wat de auteur misschien niet onwelgevallig zou zijn, want per slot van rekening roemden de critici rondom het literaire tijdschrift Forum – die de ‘vent’ belangrijker vonden dan de ‘vorm’ – ook zijn gewaardeerde voorbeeld Simon Vestdijk.

De grote ommekeer voor de Nederlandstalige literatuur in Duitsland kwam toen Nederland en Vlaanderen in 1993 gastland waren op de Frankfurter Buchmesse. Auteurs als Harry Mulisch, Leon de Winter en Connie Palmen, die voor een deel met hun toenmalige vertalingen al de tweede of derde aanloop namen om op de Duitse boekenmarkt terecht te komen, waren opeens op ieders lippen, drie grote uitgeverijen – Fischer Taschenbuch, Suhrkamp en Piper – brachten bloemlezingen uit met korte verhalen van Nederlandse auteurs (alleen de Suhrkamp-band bevatte een tekst van Maarten ’t Hart), en na het grote succes van Die folgende Geschichte van Cees Nooteboom, die al in 1991 in het Duits was verschenen en die voor de Nederlandse literatuur in Duitsland zeker het pad heeft geëffend, en Die Entdeckung des Himmels van Harry Mulisch wilden veel Duitse uitgevers ‘een Nederlander’ in hun fonds hebben. En dus was het niet verwonderlijk dat Maarten ’t Harts roman Het woeden der gehele wereld in 1997 ook in het Duits verscheen, bij uitgeverij Arche. Hoewel het boek alles in zich had om een bestseller te worden, overtrof het succes ervan de verwachtingen. De kritiek liep over van enthousiasme, en toen ook Elke Heidenreich de roman in haar populaire literaire programma uitbundig lof toezwaaide, schoten de oplagecijfers nog verder omhoog. Met Das Wüten der ganzen Welt lukte het Maarten ’t Hart om in Duitsland door te breken, wat hem een – tot op de dag van vandaag – trouwe lezersschare opleverde. Ook zijn volgende twee boeken, Die Netzflickerin (vertaling van De nakomer) en Die schwarzen Vögel (vertaling van De kroongetuige) verkochten erg goed en droegen ertoe bij de reputatie van de auteur in Duitsland te vestigen. Dat dit niet zonder wrijving met zijn Duitse uitgever verliep, die alles op alles zette om het succes van zijn eerste boek voort te zetten, daarover heeft Maarten ’t Hart in Hollands Maandblad (nrs. 2 en 3/2008) uitvoerig bericht. Deze bemoeienis ging zelfs zo ver dat de uitgeefsters van de auteur forse ingrepen in de tekst eisten. Zo schreef Maarten ’t Hart bij de vertaling van De nakomer op hun verzoek een proloog waarin Alexander Goudveyl, de hoofdpersoon van Het woeden der gehele wereld, de hoofdrol speelt, terwijl in de ‘eigenlijke’ roman het verhaal van Simon Minderhout wordt verteld, een bijfiguur in Het woeden. Door de toevoeging van de proloog kan bij de lezer de indruk ontstaan dat het bij Die Netzflickerin om een soort vervolg op Das Wüten der ganzen Welt gaat, een indruk die de beslissing het boek te kopen zeker kan beïnvloeden. Maar er zijn nog andere, in mijn ogen veel problematischer ingrepen in de tekst. Zo wordt het de Duitse lezer om onverklaarbare redenen onthouden dat Simon Minderhout door het lezen van de brieven van Goethe heeft ontdekt dat ook deze ‘een doorgewinterde antisemiet’ was. Vergelijkbaar ernstige inkortingen troffen ook de vertaling van De zonnewijzer, waarin een antisemitische grap, gemaakt door een personage dat zelfs niet erg sympathiek was (2e druk 2002, p. 171 en volgende, resp. 3e druk mei 2003, p. 242), zonder vervanging wordt geschrapt. Ook moet de Duitse lezer het doen zonder de fantasieën van Freek, die zich graag zou wreken voor zijn vreugdeloze jeugd als gevolg van de strenge religieuze regels, door de verantwoordelijken met een machinepistool neer te maaien, waarbij niet alleen hun primaire geslachtsorganen aan flarden gaan, maar ook hun hersenen op de tafel van het Avondmaal spuiten (p. 177 resp. 250). Het boek werd, licht aangepast en verplaatst naar het noorden van Duitsland, zelfs voor tv verfilmd met bekende acteurs als Mariele Millowitsch en Jürgen Vogel. Naar de eerste uitzending op 4 april 2005 keken ruim 7,5 miljoen mensen, waarmee de film op die dag absoluut gezien de meeste kijkers trok. In de leeftijdsgroep van 14 tot 49 jaar – voor reclame de belangrijkste groep – kwam hij altijd nog op meer dan 2 miljoen kijkers. Met een kijkdichtheid van 15 procent betekende dat de vierde plaats op die dag. De kritieken varieerden van ‘Geslaagd. Fascinerende puzzel’ (TV Digital, 24 maart 2005) tot ‘Doorsnee. Ondanks grappige momenten komt de misdaadserie behoorlijk slaperig over’ (TV Spielfilm, 24 maart 2005). Maar de schuld voor het (vermeende) falen van de film zoekt geen van de critici bij de roman: ‘Het boek was weer eens spannender’ (ibidem). De meningsverschillen met de verantwoordelijken bij uitgeverij Arche hebben er uiteindelijk toe geleid dat Maarten ’t Hart in 2004 overstapte naar uitgeverij Piper, waar tot dan toe de pocketedities van zijn boeken verschenen waren.

De grote populariteit van Maarten ’t Hart in Duitsland betekent tevens dat niet alleen zijn meest recente boek in vertaling verschijnt, maar stukje bij beetje ook oudere werken, waarin zijn afkomst, zijn calvinistische opvoeding, zijn felle afwijzing van het christendom, zijn grote liefde voor klassieke muziek en voor de natuur, zijn hang naar excentrieke personages evenals zijn voorkeur voor opwindende vrouwen met lange, geverfde nagels een grotere rol spelen dan in romans als Het woeden der gehele wereld, De nakomer of De kroongetuige, die meer door misdaad- of thrillerelementen gekenmerkt worden.

Uit recensies en ook uit gesprekken met lezers, die ik altijd weer voer, blijkt dat de hierboven genoemde thema’s en motieven veel van de fascinatie uitmaken die Duitsers voor de boeken van Maarten ’t Hart hebben. De lezers zijn regelmatig verbaasd over de sektarische tendensen van het Nederlands protestantisme, waar alleen al de strijd over de vraag of de slang in het paradijs gesproken heeft tot een schisma kan leiden. Er heerst verwondering over het feit dat nog in de tweede helft van de twintigste eeuw huwelijken niet worden gesloten omdat de potentiële partners tot verschillende kerken behoren met een geloofsopvatting die slechts minimaal uiteenloopt. Men kijkt er raar van op dat zo’n vriendelijk ogende, ontwikkelde oudere man, die zo uitstekend op de hoogte is van de werken van grote en minder grote componisten en voor wie er niets mooiers is dan Schubert perfect op de piano te spelen of Bach op een kerkorgel, zo furieus tegen de godsdienst van leer trekt en ook niet schroomt om zijn intiemste dromen en verlangens in romanvorm naar buiten te brengen – waarbij overigens gezegd moet worden dat ook in dit geval vaak al te snel via de verteller of een romanpersonage conclusies worden getrokken over de auteur. Daarbij komt dat Maarten ’t Hart in Duitsland door een aura van geheimzinnigheid omgeven is. Anders dan in Nederland, waar hij vele jaren – ook als persoon – zeer aanwezig was in de media, is er in Duitsland bijna niets over hem bekend, hij maakt geen lezingentournees en geeft slechts met tegenzin interviews. Deze onbekendheid gaat zo ver, dat door hem gesigneerde Duitse boeken op internet voor hoge prijzen worden aangeboden met de opmerking dat zulke exemplaren zeldzaam zijn, omdat de auteur om gezondheidsredenen geen lezingentournees zou kunnen maken.

Curieus, eigenaardig, eigenzinnig, een geweldige dwarskop, grotesk, met bijtende humor, bedwelmend bizar, ondoorgrondelijk, schelms, grillig sympathiek, mensenschuw, bizar, excentriek, op zelfvoldane wijze satirisch, ironisch, geestig, en altijd weer ‘de grote einzelgänger van de Nederlandse literatuur’, dat zijn de karakteriseringen van zijn boeken en persoon die in recensies steeds weer te vinden zijn. Hoewel ook altijd weer Maarten ’t Harts verhalende talent, zijn humor, zijn natuurbeschrijvingen en zijn vermogen om beelden voor het geestesoog van de lezer op te roepen geprezen worden, is het toch het non-conformisme in zijn boeken dat de meeste belangstelling wekt, en als ik me aan een hypothese moest wagen over de vraag waarop de enorme populariteit van deze auteur in Duitsland berust, dan zou ik zeggen dat hij in een bekend gewaande wereld als iets exotisch wordt ervaren dat zijn authenticiteit heeft bewaard. Maarten ’t Harts boeken bieden een achtergrond waartegen de lezer zijn geheime verlangens kan projecteren. Want wie zou dat niet eens willen, de eigen verlangens, obsessies en tics uitleven? Vorm of vent? Vent!