Rotterdam is vaak de enige echte stad van Nederland genoemd. Die beschrijving was niet altijd positief bedoeld. Tegen het einde van de jaren zestig verkondigden bestuurders trots dat de wederopbouw was voltooid, maar bewoners waren minder tevreden. Rotterdammers vonden de moderne architectuur maar niets: koud, onherbergzaam en ongezellig.1 ‘Rotterdam, stad zonder hart’, zong Frédérique Spigt jaren later nog.

Inmiddels trekt juist de moderne architectuur van Rotterdam internationaal de aandacht en is de stad een mondiale hotspot geworden. Meer dan het aangeharkte Amsterdam lijkt Rotterdam de plek waar het gebeurt, wat dat ‘het’ ook moge zijn, niet in de laatste plaats doordat Rotterdam gekenmerkt wordt door superdiversiteit en de bijbehorende vitale, rijkgeschakeerde urban culture. Zie bijvoorbeeld de bloeiende spokenwordscene, het HipHopHuis en het verhalenhuis Belvédère.

Maar ook met de nieuwe populariteit van de stad is niet iedereen blij. Een toestroom van hoger opgeleiden en de bijbehorende hogere inkomens maakt meer voorzieningen mogelijk, maar het kan op termijn ook de doodssteek betekenen voor gemengde wijken. Rotterdam, en Zuid in het bijzonder, heeft bovendien nog steeds aanzienlijk grotere sociaal-economische problemen dan andere steden in het land

Rotterdam is, kortom, een stad van extremen. Dat is reden genoeg voor de redactie om naar de Maasstad te trekken. Want hoe lees je de straten? Voor wie is de stad een thuis? We vroegen auteurs die in Rotterdam wonen of er hebben gewoond, en dus ieder doordesemd zijn met de ervaring van er te leven, een bijdrage te leveren. De verhalen, gedichten en essays van Paul van de Laar, Sanneke van Hassel, Kesia Smit, Daphne Huisden, Hamed A. Nadoshan, Elten Kiene, Dean Bowen, Piet Gerbrandy, Anne Vegter, de foto’s met tekst van Charlie Koolhaas, en de podcast van Wytske Versteeg en Ishmail Kamara vormen van die ervaring de schitterende weerslag.

Edzard Mik, Wytske Versteeg, Dirk van Weelden, Piet Gerbrandy en Francio Guadeloupe,
namens de redactie.