Hart Crane schreef over een brug en meeuwen in het ochtendgloren,
En een metrotunnel waar treinen zich een weg baanden door het rachitische duister,
En de zwerverskampen langs de spoorlijnen in Indiana
En de uitbottende bloem van een matrozengeslacht
En de zoete verschrikking van verticaal verlangen op de paardenbreedten.

En Thomas Stearns Eliot, arme Tom, zoals zijn vrienden zeiden,
Met zijn briljantie en zijn nette, preutse Zuidelijke jeugd
Kanaliseerde Baudelaire en schreef een gedicht
Over seksuele honger en verlammend zelfbewustzijn
Dat hem heel beroemd maakte en de Europese poëzie
voor verscheidene generaties weer op scherp stelde
En toen, nadat zijn mentor
Bertrand Russell met zijn – Eliots – gestoorde vrouw had geslapen,
Schreef hij een vers – ‘Mr. Appollinax’ – over een filosofische sater
En daarna een gedicht over een gebroken wereld en de verschrikkelijke
Kracht van de lente, verstarring na een brute oorlog, en de lichamen van
Meisjes uit de arbeidersklasse die in de Theems ronddreven
En de verveling en hysterie in de boudoirs van de welgestelden,
En de herinnering aan een kerk op een rivieroever – een oud idee van ‘onverklaarbare schittering’ –
En zijn verlangen aan zijn sensuele leven te gronde te gaan
En later de herinnering aan het gelach van kinderen in een tuin
Op een pad dat naar iets onbestemds en blijkbaar onherstelbaars
leek te voeren
En later weer de bommen die als tongen van vuur op Londen vielen.

Ezra Pound schreef, naar ik mij herinner, over een aantal onderwerpen,
Waaronder middeleeuws Italiaans bankieren en de Parijse Metro.
Ook Chinese geschiedenis
En gevangenschap in een kooi,
En het gepeupel dat zijn held Mussolini aan een lantaarnpaal in Milaan opknoopte,
En dat hij, jong nog, Venetië voor ’t eerst proefde
Toen hij op de trappen van de Douane zat,
En hij schreef over een herinnerde vrouw – ‘zo koel als de bleke, vochtige bladeren van het lelietje-van-dalen’ –
Die naast hem in de dageraad lag.

En Hilda Doolittle zag de Egyptische god Amon
In de groene dreven van Pennsylvanië waar hij straalde
Als de engelen die zij moest oproepen om de manier waarop het geweld
Van de verwoesting van de plat gebombardeerde stad haar had geschokt te overleven.
Zoals begeerte en de ritmen van Sappho haar als meisje ook hadden geschokt.

Robinson Jeffers schreef over de landtongen van Big Sur
En de snavel van de havik, en de getijdengolven van de zee, en de pelikanen kruisend
Als geladen bommenwerpers langs de kust bij Kaap Pinos.

En Marianne Moore schreef het grootste gedicht
Over een berg in de twintigste eeuw en noemde het ‘Een octopus’.
Daarna of terzelfder tijd schreef zij een gedicht over het huwelijk,
Het vermijden daarvan. En de geschubde pangolin en de hol geschelpte nautilus
En de nauwgezette arbeid van een hoogtewerker
In een kustplaats waarbij een bepaalde ambachtelijke precisie
Een kwestie van leven en dood was.

        En Bill Williams,
Zoals zijn vrienden de dokter noemden, behalve Ezra Pound die hem
Ole Doc Williams noemde, zelfs toen zij jong waren,
Schreef over een dertienjarig meisje dat hij op de stoeprand
Van een straathoek opmerkte, wachtend op het verspringen van het licht
Terwijl zij zelfbewust omlaagkeek naar haar jonge borsten,
Een heel andere insteek van het onderwerp dan die van Eliot,
En een meisje dat op een zomerse namiddag bij een raam in een buurt
Van stenen woningen het haar van haar broertje knipte.
En hij schreef over Brueghel, en wilde uien, en de manier waarop steden brandden
Als kerstgroen in de open haard terwijl de wereldoorlog voortwoedde.
En hoe de komst van de lente op een kale winterakker
In New Jersey leek op het geweld van barensweeën
En hoe hij walgde van zichzelf omdat hij seksueel werd aangetrokken
Door het halfgare meisje dat hun huis hielp schoonmaken.

En Wallace Stevens schreef over de rivier de Connecticut
En een vroege sneeuwval in winters Hartford
En de wijze waarop seksuele magie in zijn leven vervloog
En wat zijn Pennsylvanië-Duitse moeder zou denken van zijn knappe
En uitgesproken atheïstische gedichten –
‘Ach, Mutter,’ schreef hij, ‘dit oude zwarte kleed,
Ik heb er Franse bloemen op geborduurd –
En de aard van de verbeelding, en iets
Over het feit dat je merels vanuit verscheidene
Gezichtspunten kunt beschouwen.

En Lola Ridge schreef over het New Yorkse getto
Ongeveer zoals Langston Hughes over de straten in Harlem schreef
Omdat hij zijn stijl misschien aanvankelijk aan haar ontleende
En aan Carl Sandburg en hij die, luisterend naar de blues,
Zich eigen maakte toen hij de huurgeld-feesten beschreef
En de zelfmoorden en de zwendelaars, de minnaars, de loterij-fraudeurs,
En het ‘boogie-woogie gehamer van een opgeschorte droom’.

En Mina Loy schreef omtrent seks dat het op varkensgewroet leek,
Ook, verleidelijker, de klinkerklanken voortgebracht door een bespiegeling van de maan.

En Gertrude Stein. Omtrent was een schrijfsel. Klaarblijkelijk. Het was buitensporig omtrent.

Uit: Summer Snow, New York, 2020
Vertaling: H.C. ten Berge

Robert Hass begon dit gedicht nadat hij een jonge dichter tijdens een lezing had horen zeggen dat de modernisten geen onderwerp of thema hadden en alleen geïnteresseerd waren in technische vernieuwing. ‘Ik dacht onmiddellijk aan de vloed van onderwerpen waar zij belang in stelden.’ Of dat met Gertrude Stein ook het geval was wist hij niet zeker. ‘I think she was interested in domesticity but it could be argued that she was making fun of having subjects…’ [Uit een brief aan de vertaler.]


1922, Modernisme in de literatuur
Voor de literatuur is 1922 een magisch moment. In dat jaarverschenen Ulysses van James Joyce en The Waste Land van T.S. Eliot, en voltooide Rainer Maria Rilke zijn Duineser Elegien, drie van de vele werken die tot het modernisme gerekend worden. Hoe men dat concept ook definieert, het is onmiskenbaar dat de periode die begint met Rimbaud en culmineert in 1922, het aanzien van de literatuur grondig heeft veranderd. De oude wereld was kapot, men moest op zoek naar een nieuwe, maar in hoeverre kwamen de brokstukken uit het verleden nog van pas? Behoorde conceptuele coherentie nog tot de mogelijkheden? In 2022 staat De Gids stil bij het mythische jaar 1922 door in ieder nummer een hedendaags auteur aan het woord te laten die reageert op de modernistische traditie. —Piet Gerbrandy

Robert Hass (1941) is voormalig Poet Laureate van de V.S. Hij publiceerde zeven poëziebundels, waarvan Summer Snow (New York 2020) de laatste is. Zijn poëzie werd o.m. bekroond met een Pulitzer Prize, de essays met de National Book Critics Award. In 2010 verscheen Een verhaal over het lichaam, een tweetalige bloemlezing uit zijn poëzie.

Meer van deze auteur