Esra heeft nog nooit iemand teleurgesteld, dat weet ze zeker. Ze neemt een slok thee en legt de thermosfles terug op de bijrijdersstoel, waar ze tegen de broodtrommel aan rolt. De boterhammen heeft ze nog niet aangeraakt. Toen ze die vanochtend klaarmaakte, rekende ze terug hoe lang ze dit nu al doet, voor iedereen in huis. Ze telde vijftien jaar. Esra is gewend aan dit ritme. Hoe lang kan het zo blijven? Haar zusje neemt de boterhammen alleen nog aan als ze in aluminiumfolie zijn gewikkeld en haar broertje weigert ongeacht de verpakking.

Het waait zo hard buiten dat ze de wind tegen de auto voelt stompen. Esra’s auto is een kamer in het klein, haar eigen plek met erin alles wat ze nodig heeft. Ze laat nooit iets slingeren. Haar kofferbak is keurig gesorteerd: donsdeken voor als ze het koud heeft, sportkleren, werkkleding en een doos met boeken en in plastic hoesjes gestoken artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften die ze nog wil lezen of nodig heeft. In het handschoenenvak bewaart ze haar tablet en een paar cd’s. Voor de bijrijdersstoel gooit ze de tas met spullen die ze die dag nodig heeft. Ze rijdt al jaren elke doordeweekse dag naar het UMC en weer terug. Naast de spullen die gewoonlijk in de auto liggen, hing ze vanochtend ook een kledinghoes op achter haar stoel. Haar moeder zwaaide bij het raam toen ze wegreed.

En nu staat ze al de hele ochtend geparkeerd bij de jachthaven, op nog geen tien minuten rijden van huis. Naar deze plek gaat ze wel vaker als ze al klaar is in Utrecht, maar nog geen zin heeft om thuis te zijn. Er komt hier nooit iemand voorbij, op de werknemers van de loodsen op het industrieterrein na. In elk parkeervak heb je uitzicht op het water met daarachter de woonwijk die Het Eiland wordt genoemd, waar de rijken wonen. Maar Esra kijkt vooral op haar telefoon. Eerst las ze alle nieuwe posts op Viva Forum en toen ze daarmee klaar was stapte ze over op Reddit, waar ze leest over mensen die ongeveer even oud zijn als zij en ook niet aan de verwachtingen van hun ouders voldoen: ze ­halen niet de hoogste cijfers, zijn niet de beste atleten, hebben geen vooruitzicht op een stabiel en hoog inkomen. Esra vraagt zich af of er ook ouders zijn die beseffen dat het met hun kind veel erger had kunnen aflopen. Iemand die zich horse­shitsiege noemt vergelijkt zichzelf met een paard dat achttien jaar lang is getraind en gevoed ter voorbereiding op een belangrijke renwedstrijd en op die ene cruciale dag als laatste eindigt in de race. Hij bedoelt: jullie investering is aan mij vergooid. Esra knikt, ze kent die angst. Daaronder schrijft hij dat diezelfde redenering hem ervan weerhoudt zichzelf iets aan te doen: nog onvergeeflijker dan de wedstrijd verliezen, zou zijn dat het paard zich de dag ervoor door z’n eigen hoofd schiet. Esra kent ook die gedachte.

Een berichtje van haar moeder: ‘Is het al begonnen? We zijn trots op je, canım.’ Esra kijkt hoe laat het is, kwart over een.

In de Notities-app maakt ze een lijst van mensen die ze kan teleurstellen: haar ouders, oma, broertje en zusje, haar beste vriendin Nicole. Ze kijkt naar het water. Wie nog meer? Ze twijfelt even en zet dan voor de volledigheid ook de namen van twee oud-docenten erbij, omdat die haar regelmatig berichtjes sturen om te vragen hoe het gaat. Ze willen op de hoogte worden gehouden van de vooruitgang die hun leerling met haar onderzoek maakt, zodat ze kunnen opscheppen over dat slimme meisje dat zonder hun hulp nooit zo ver was gekomen. Esra telt de namen bij elkaar op: acht mensen die ze, in meer of mindere mate en niet altijd op dezelfde gronden, kan teleurstellen. Acht mensen die trots zijn op hoe ze het doet. Ze scrolt verder in het Reddit-draadje totdat ze alle 72 getuigenissen heeft gelezen.

Eigenlijk zou Esra vlak voor de zomer promoveren. Ze werd geselecteerd voor een gewild traject waarin een master en promotieplek worden gecombineerd. Haar ouders begrepen nooit helemaal wat hun dochter deed, maar wel hoe lang het zou duren: vijfenhalf jaar. Het einde van die termijn bleef ver weg tot het opeens heel dichtbij was. Haar ouders bleven vragen wanneer ze nu eindelijk mocht ‘afstuderen’, zoals zij het steevast bleven noemen. Esra kon die vraag niet eindeloos pareren. Haar promotiedatum werd 10 juni.

Ze legde zichzelf lange studiedagen in de universiteitsbibliotheek op. Ze ploegde door tientallen scripties, wetenschappelijke tijdschriften en proefschriften om een idee te krijgen van wat ervoor nodig was om het te halen. Van vaak geciteerde teksten maakte ze kopieën en ze arceerde goede ideeën en interessante zinnen. De printjes legde ze in de doos in haar kofferbak. Er waren dagen waarop ze geloofde dat ze het echt aan het doen was. Promovendi horen regelmatig verhalen over voorgangers die er wel ­zeven of acht jaar over hebben gedaan. Er schijnen zelfs mensen te zijn die het nooit afronden en twintig jaar later nog wakker schrikken vanwege het missen van de deadline. Uitlopen kan gebeuren, maar niet bij Esra, wisten haar ouders, omdat ze altijd op schema liep.

Esra had bedacht dat ze tegen haar ouders kon zeggen dat alle promotieplechtigheden tot het einde van het academische jaar door corona werden uitgesteld tot na de zomer, wat ook zo was, maar toen ze voor haar ouders stond raakte ze nerveus en hoorde ze zichzelf zeggen dat haar begeleider overspannen was geraakt. De datum waarop ze haar proefschrift zou verdedigen werd daarom enkele maanden opgeschoven. Het zijn kleine mensen, Esra’s ouders. Als ze schrikken, zijn het net kinderen over wie ze zich moet ontfermen.

‘Ik heb net een extra partytent gekocht, zodat we ook het grasveld achter de tuin kunnen gebruiken,’ zei haar vader.

Baba, biliyorum,’ zei Esra, ‘maar ík kan er niets aan doen. Mijn proefschrift ligt klaar.’

‘We hebben al zo veel geregeld,’ jammerde haar moeder.

‘Die paar maanden maken echt niets uit. Als jullie je per se ergens zorgen om willen maken, denk dan maar aan die vrouw. Ze gaat gebukt onder zo’n grote academische druk dat ze er ziek van is.’ Ze zag aan haar ouders dat ze zich herstelden, zich schaamden. ‘Met mij komt het goed, echt waar.’

De volgende dag kocht haar moeder bij de Etos een verzorgingspakket van Dove en ze vroeg Esra om het aan haar begeleider te geven. Haar inspanning werd gezien en haar ondersteuning niet vanzelfsprekend gevonden, benadrukte ze. Het ontroerde Esra. Ze wikkelde het pakketje in een andere kleur inpakpapier en legde het in de kofferbak, waar het bleef liggen totdat Nicole jarig was, op 7 september. Esra had kaartjes gekocht voor een anderhalve­meterconcert en toen het optreden voorbij was gaf ze het verzorgingspakket als extra cadeautje. Toen Nicole haar half lachend en half vragend aankeek, haalde Esra haar schouders op. Een paar dagen later appte Nicole dat haar huid nog nooit zo zacht was geweest. Zij is ook al zo lief, dacht Esra.


De nieuwe datum voor de plechtigheid werd 15 oktober. De zomer die Esra erbij had gekregen, was voorbijgevlogen. Ze appt haar moeder terug: ‘Gaan elk moment beginnen! Jurk zit goed!’

Esra’s moeder had voorgesteld samen met haar die jurk te kopen voor de plechtigheid. Esra probeerde haar op andere gedachten te brengen: ze had er geen tijd voor, je hoorde het drukke centrum te vermijden, er mocht toch geen publiek bij zijn dus een ceremonie kon je het nauwelijks noemen en ze had al genoeg kledingopties in de kast hangen. Maar haar moeder had erop gestaan.

Het winkelen onderbraken ze traditiegetrouw met een lunch bij ‘t Groene Eethuisje. Haar moeder had voor de zekerheid zelfs gereserveerd, omdat ze bang was dat ze anders niet naar binnen mochten. Bijna alle tafels waren leeg. Esra en haar moeder zaten tegenover elkaar. Ze zag haar moeder glunderen op de ondeugende manier die ze verder alleen kende van trouwfeesten. Die blik was Esra’s cue om haar moeders opschepperij te bekrachtigen met een spannende anekdote. In ‘t Groene Eethuisje nam ze genoegen met de ober.

‘Mijn dochter gaat afstuderen in de geneeskunde,’ had ze gezegd, waarop de ober riep: ‘Mensen, gasten, maakt u zich geen zorgen, er is een dokter in de zaal!’

Haar ouders houden zielsveel van wie ze is, weet ze.

Het traject is alleen vol te houden als je kunt gáán en dan nog eens kan doorgaan. Esra had lang niet door gehad dat ze achter was gaan lopen, omdat de achterstand zich zo traag opbouwde. Ze bleef ervan overtuigd dat ze weer bij de kopgroep kon komen door sprintjes te trekken waar dat het hardst nodig was. Dat ze daardoor ergens anders steken liet vallen, was iets om later op te lossen. Toen die houding te optimistisch bleek, drukte ze, in een vlaag van vermoeidheid en paniek, op de pauzeknop. Tijdelijk natuurlijk. Ze had ademruimte nodig, een paar maanden maar, om overzicht te krijgen, zodat ze zich kon herpakken. Dat was een paar jaar geleden. Over die pauze had Esra nooit met haar ouders gesproken. Dan had ze de bewegingsvrijheid die ze als student had verworven onmiddellijk moeten inleveren.


Esra snuift de frisse komkommergeur op die uit haar broodtrommel opstijgt. Ze pakt de bovenste boterham eruit. Haar moeder zal zo een taart in de oven schuiven.

In de weekenden koken Esra en haar moeder vaak samen. Haar zusje helpt met tafeldekken en groenten snijden, maar het koken is een gewoonte van moeder en oudste dochter. Ze werken snel en sierlijk. Er is orde. Vorige week zaterdag, tijdens het koken, hintte haar moeder toch weer op een feestje en Esra herhaalde dat zoiets onverantwoord was. Deze keer gebruikte ze zelfs het woord onbeschoft.

‘Hoe doen anderen dat dan?’ vroeg haar moeder. ‘Vieren die het ook helemaal niet?’ Ze strooide haar eigen kruidenmengsel uit over de pruttelende pastasaus.

‘Dit zijn mensen die in ziekenhuizen en laboratoria werken. Er valt niets te vieren.’ Esra haalde de pan spaghetti van het vuur, draaide zich naar de gootsteen, voelde de blouse van haar moeder langs haar arm kriebelen en goot de pan af. Ze kon zich niet voorstellen dat er iemand in de wereld net zo opgelucht was als zij met deze lockdown.

‘Of heeft het met ons te maken? Wil je niet dat mensen bij ons thuis komen?’

‘Mam! Laten we erover ophouden, we praten er alweer langer over dan goed is.’

Zo’n belangrijk moment, fluisterde Esra’s moeder nog, en dat zomaar voorbij laten gaan.

Om haar ritten naar Utrecht te legitimeren, had ze in eerste instantie een klein baantje gezocht. Inmiddels werkt ze drie dagen in de week in het ziekenhuis. Het was makkelijk geweest om iets te vinden: ze kenden haar toch al. Ze verhuisde van de vloer naar het bureau. Dankzij haar baan kon ze, wanneer ze tegenover zichzelf de tijdelijkheid van de situatie wilde onderstrepen, ook nog bij colleges binnenlopen.

Als Esra na afloop van zo’n door haarzelf opgelegde ‘studiedag’ weer eens niet de moed had om thuis te komen, stuurde ze haar moeder een berichtje om te zeggen dat er weer eens een presentatie uitliep of dat ze wachtte op labresultaten. In haar auto keek ze dan documentaires of televisieseries die zich in ziekenhuizen afspelen, speelde spelletjes of liet zich in met de levens van vreemden via fora als Reddit. Op sociale media zit ze niet. Groter dan deze auto, deze kamer, is Esra’s zelfstandigheid niet.

Esra’s blik glijdt van het boze oog dat aan haar achteruitkijkspiegel hangt naar het klokje op het dashboard. Het is een paar minuten over twee. Ergens in het academiegebouw klinkt nu een laudatio die niet de hare is.

Nicole appt: ‘Hoe gaat het? Hoe gaat het? Hoe gaat het? O, kon ik maar zien hoe je het killt daar.’

Over twintig minuten zal ze haar moeder en Nicole appen dat het achter de rug is. Ze bedenkt nu pas dat ze misschien toch wel naar Utrecht had moeten rijden, zodat ze in de aula een selfie in de jurk had kunnen maken. Dom. Iedereen zit natuurlijk te wachten op een foto van haar diploma, de koker met de bul. Ze heeft er een in de achterbak liggen. Eerst had ze Marktplaats in de gaten gehouden, maar niemand verkocht zoiets. Uiteindelijk had ze de gele met zwarte letters bedrukte koker zelf nagemaakt, het was zo gedaan.

Esra weet dat haar moeder thuis, ondanks de restricties en Esra’s nadrukkelijke wensen, toch in de weer is met een verrassingsfeestje. Nicole had Esra daarover ingelicht. Haar moeder schoot niet op met de lijst genodigden en had Nicole om hulp gevraagd. Ze is de enige vriendin die weleens over de vloer komt, omdat ze elkaar kennen sinds de derde van het vwo. Nicole kwam toen nieuw op school en werd naast Esra gezet. Ze maakte harde grapjes, maar fluisterend, waardoor Esra de enige was die ze kon horen. Nicoles humor luchtte Esra op. Inmiddels is Nicole verloofd, heeft ze een baan bij het ministerie van Financiën en heeft ze net als haar moeder geen contactgegevens van Esra’s Utrechtse vrienden.


Als ze zou besluiten om iemand de waarheid te vertellen, denkt Esra, dan zou dat Nicole zijn. Ze is een stoïcijn, niets kan haar uit het lood slaan. Ze geniet van verhalen over het mortuarium waar de gemiddelde mens wit van wegtrekt. Esra hoopt op een milde reactie als ze opbiecht dat haar leven in een web van leugens is veranderd. Als Nicole maar begrijpt dat ze voordat ze begon met liegen altijd de waarheid heeft verteld. Soms voelt ze zo’n grote drang om het eruit te gooien dat ze moet overgeven. In gedachten doorloopt Esra verschillende scenario’s van het gesprek met Nicole, maar ze worden mistig op het punt waarop Nicole de situatie begrijpt. Dan zucht Nicole, zo fantaseert Esra, houdt alles nog eenmaal tegen het licht, doet er een strik omheen en vraagt: ‘En wat nu? Wat wil je dan?’ Esra weet niet wat ze daarop moet antwoorden.

Esra typt: ‘Mam, het liep een beetje uit, maar het is’ – ze gooit het portier open en kokhalst, maar er komt niets uit. Wat zal haar moeder zich schamen. Als ze flink gas geeft, rijdt ze de auto met gemak van de steiger af, een heel eind het water in. Sinds een paar weken wordt ze weleens midden in de nacht wakker en merkt ze dat ze haar lichaam niet kan bewegen. Verlamd ligt ze in bed. Het is heviger dan de paniekaanvallen die ze een paar jaar geleden had, maar als haar handen, voeten en vervolgens ook de rest van haar lijf langzaam weer ontdooien, is ze teleurgesteld. Waarom is ze niet ziek geworden? Niet mentaal, maar fysiek. Iets waaraan je kunt sterven, zonder jezelf iets aan te doen. Ze denkt aan horseshitsiege en het paard dat zichzelf niet door zijn hoofd schiet.

Esra maakt het bericht aan haar moeder af: ‘Ik praat nog even na hier, daarna rij ik naar huis. Ben er over… anderhalf uur? Tot zo! X’

Selin Kuşçu (1991) studeerde Beeld & Taal aan de Gerrit Rietveld Academie en Fiction Writing aan Pratt Institute in New York. Met haar afstudeerwerk won ze de Nieuwe Types Prijs 2018.

Meer van deze auteur