Redactioneel
Vrijheid onder dichtgedrukte deksels
Lieve Maria,
Ik kreeg een mail over een spoedig te verschijnen boek over moederschap. Misschien was het wat voor mij, dacht men bij de uitgeverij. Misschien was het inderdaad wat voor mij, al hebben zulke dingen zelden van doen met het onderwerp. Om eerlijk te zijn: het onderwerp moederschap staat me zelfs een beetje tegen de laatste tijd. Het heeft te maken met iets wat in hetzelfde mailtje stond, in de omschrijving van het boek, namelijk dat moederschap daarin op ‘taboedoorbrekende’ wijze zou worden behandeld.
Het is waar dat er geen onderwerp is waarbij de maatschappelijke mythes en taboes zo welig tieren als bij moederschap. Je hoeft maar op te schrijven (zoals ik eens deed) dat je een paar weken weg bent van je kind om te schrijven, en je krijgt ervanlangs door hordes Twitter-moeders. Maar een maatschappelijk taboe is iets anders dan een taboe in de literatuur, kunst of zelfs journalistiek. Schrijven over ontaarde, wrede, nalatige of anderszins slechte moeders, schrijven over waarom moeders ervoor kiezen ook nog een ander leven te leiden naast het moederschap, over alle schaduwzijden, fysieke dimensies, verschrikkingen, miskramen: dat is op zichzelf niet bepaald meer een taboe te noemen, eerder een trend (daar gaan we weer, denk ik soms: weer iemand die het eerlijke verhaal vertelt).
Moederschap is, althans voor (grofweg) witte hoogopgeleide vrouwen, een tamelijk veilig taboe – en dus eigenlijk helemaal geen taboe. En dat geldt voor allerlei andere ‘taboe’-onderwerpen ook: ze worden opgeslokt door de mainstream, die ze verkoopt als rauw en edgy.
Maar tegelijkertijd – en daarom schrijf ik je hierover – zijn er natuurlijk wel degelijk taboes, is er zelfs best een drukkende taboesfeer rondom het maken (en waarderen) van kunst en literatuur ontstaan. Ik ben niet van plan te vervallen in de veelgehoorde jammerklacht ‘dat je ook niks meer mag schrijven tegenwoordig’ – een kleinzielige, onware voorstelling van zaken. Maar er is onmiskenbaar de neiging alles te beoordelen op basis van de tweedeling goed/fout. Ik vraag me voortdurend af of ik me bewust genoeg ben van mijn eigen vooroordelen, of je je daar ooit bewust genóégvan kunt zijn. De oogst hiervan is dat ik me in de afgelopen jaren, geloof ik, wel iets bewuster ben geworden. Het verlies is, zo komt het me soms voor, dat ik in zulke kwesties verstrikt raak en mezelf in het slechtste geval censureer.
Ik vraag me af hoe we hiermee om moeten gaan. Moet de kunst weer ergens van worden bevrijd of maakt dit allemaal onderdeel uit van het bevrijdingsproces? Is het hele idee van kunst die taboes moet doorbreken (om goede kunst te zijn) zelf sleets geraakt? ‘Het is mogelijk,’ schrijft Maggie Nelson in haar boek Over vrijheid, ‘dat we, eenmaal bevrijd van toezicht, tot de ontdekking komen dat we veertig monochromatische schilderijen willen, of een enorme berg macramé, of een stel koppen van klei, of een studie naar tennis of luizen of de ruimte. Dat we allemaal krampachtig het deksel zouden aandrukken van een kookpot vol verlangens naar gedragingen waarop een taboe rust, of onderwerpen die in toom worden gehouden door de onderdrukkende krachten van het superego, de wet of Twitter-mobs, lijkt me geen accurate beschrijving van onszelf of de wereld.’
Het probleem is dat ik soms echt niet weet of ik krampachtig allerlei deksels dichtgedrukt houd, of gewoon verlang naar een berg macramé…
Liefs,
Niña
Lieve Niña,
Ik moet even opzoeken wat macramé ook alweer is. Maar voordat ik dat doe, ga ik proberen te beschrijven wat ik denk dat het is. Alles kunnen opzoeken maakt veel kapot, geloof ik, hoewel ik absoluut niet meer zonder de mogelijkheid zou willen/kunnen. Onderbuikgevoelens, vage ideeën en vermoedens krijgen bijna geen kans meer, en uit verzet hiertegen, uit een behoefte meer vaagheid te laten gisten in mijn leven, gewoon om te kijken wat eruit komt, probeer ik te schetsen wat macramé is.
Ik weet bijna zeker dat het iets is met draad of draden die op een bepaalde manier aan elkaar geknoopt moeten worden, misschien met een punnikapparaat. Of een haaknaald. Maar het moet iets anders zijn dan haken, anders had je dat woord wel gebruikt. Klopt het dat je met macramé verfijnde patronen kunt weven?
Misschien weet jij het ook niet precies, heb je het gebruikt als algemeen beeld van handwerk dat, toen ik op de kunstacademie zat, door docenten nog ‘kutkunst’ werd genoemd, maar inmiddels als volwaardige kunstvorm wordt beschouwd. Ik zeg nu wel ‘volwaardig’, maar het kan nooit gepresenteerd worden zonder dat het in de context wordt getrokken van vrouwenemancipatie. Ik bedoel: je kunt niet punniken in een tentoonstelling zonder dat je de eeuwenlange strijd op je schouders neemt. Jouw vraag is misschien ook: heb ik daar altijd zin in? Kan ik niet gewoon een keer macrameeën zonder dat het iets betekent?
Mijn aarzeling om in de voorgaande zin ‘ik’ of ‘je-in-het-algemeen’ te gebruiken is geloof ik een vorm van zelfcensuur die ik bij mijzelf opmerk – een deksel dat ik dichtdruk. Ik ben voorzichtig geworden om uitspraken namens anderen te doen – zelfs in fictie. Het zou kunnen betekenen dat we er zonder toezicht achter zouden komen dat we dit allang hebben geïnternaliseerd.
Moet de kunst weer ergens van worden bevrijd of maakt dit allemaal onderdeel uit van het bevrijdingsproces? vraag je. Ik denk weleens dat we eerst onszelf zouden moeten bevrijden. Bijvoorbeeld van de verwachting dat we onszelf kunnen representeren. Ik heb vaak het idee te moeten optreden als diplomaat van ‘mijzelf’ – in mijn ervaring (daar gaan we weer, inderdaad) uiteindelijk toch vooral iets wat niet te overzien is, vaak erg vaag en misschien nog wel het meest lijkend op een landschap van macramé voordat ik het woord heb opgezocht.
Liefs,
Maria
Lieve Maria,
Sinds mannelijke kunstenaars ijverig aan het breien, haken, weven en macrameeën zijn geslagen, wordt die ‘kutkunst’ geloof ik ineens heel anders gewaardeerd…
Heb jij het gevoel een diplomaat van jezelf te moeten zijn als je dingen maakt, of gebeurt dat alleen wanneer je die dingen en ‘jezelf’ in de wereld moet brengen? En is het eigenlijk vervelend of beperkend om een diplomaat te zijn van jezelf – of gewoon iets wat onvermijdelijk zo ís?
Misschien kun je nooit helemaal weten hoe vrij of onvrij je bent in wat je maakt, wat de interne en externe krachten zijn die je tegenhouden, en wederom: of dat ‘tegenhouden’ alleen maar iets negatiefs is. Totale vrijheid klinkt mij afgrondelijk in de oren. Bovendien denk ik dat je als mens ook veel sierlijke hekwerken rond je eigen taboes kunt bouwen die de moeite van het inspecteren meer dan waard zijn. Met andere woorden: misschien hebben we al die tijd al te weinig oog voor de deksels zelf gehad, in de honger naar wat eronder zit.
Ik weet het niet, zoals ik niet zou weten hoe je moet macrameeën, breien of weven. Allemaal iets met draden. Mijn moeder, die kan dat allemaal.
Liefs weer,
Niña
Essay
Moedertaal
Poëzie
fragmenten van een onvolledig alfabet
Essay
Toch zwaaide het naar me
Poëzie
spot that scar
Poëzie
Dysforie diaspora mij dysforie. II
Poëzie
Gedicht over een van mijn tantes (niet bloedverwant maar in de genealogie van zwarte vrouwenstemmen)
Poëzie
twee gedichten
Essay
Wat een vreemd taaltje
Poëzie
krûpruimte
Poëzie
Un .done
Poëzie
POLITE EXPLOIT
Verhaal
Joules
Poëzie
gedicht
Poëzie
gedicht
Verhaal
Enquête Contagious Speech
Poëzie
Nachtschatten
Poëzie
Intermezzo
Essay
Voor wie wil ik heten?
Poëzie
*gel-
Essay
Bloed, taal, bodem
Poëzie
Walk to School
Poëzie
àlejò
Verhaal
De stilte van het bos
Essay
Close Reading VIII: ‘waanloos en windstil wakker’ van Rozalie Hirs
Podcast