De mannen in dit land zijn gedragen, ze gedogen
achterstand waar het welvaart biedt. Bezetting
is alleen nog maar een homoniem
in Poolse hoofden als de mijne, maar wat is
bezit, als niet oorlog en symfonie?

Je klopt op mijn schouder. Ik schop,
je wordt kouder.

Hondsdol over het terrein aan het lopen, als je
maar genoeg honger hebt, wordt alles wel
een been om op te kauwen. Want ware gasten
dragen zware lasten en armoedzaaiers
zullen we van hun zaad beroven. Welk meldpunt
kan mij nog kwellen? Nu ik ben leeggeplukt,
aangemaand – wie durft het nog aan
om mij te verraden?

Hé vriend, moet je nagaan, ooit had
ik je fiets gestolen. Nu schrijven we samen
brandbrieven aan overleden dichters.

Mijn vermagerde vermogen mocht niet
baten, de slager heeft qua vlees niets omhanden.
Door de muur fileert een stem wat
nog over was van de avondrust – deze
tongval hoor je alleen als er iets
te verkopen valt. Nu ik ben leeggeplukt,
aangemaand

word ik grijpgraag en, vriend,
jij bent het eerste wat mij te binnen schiet.

Alma Apt (1995) is dichter en redacteur van De Gids.

Meer van deze auteur