1

Op de tafel, op de achtergrond, zien we een glas gevuld met water. Er zitten paarse orchideeën in, een soort Vanda, misschien Pachara Delight. Recht voor ons staat een miniatuurreclamebord dat oplicht en in twee rijen magere zwarte letters de titel van deze oefening vermeldt, alsof het om een grote Hollywoodfilm gaat – dit vermogen om een visioen te zien.

Draadeiland.

De eerste aflevering van een reeks oneindigheidstheaters. Een enkele hoge noot slaat aan en resoneert, zelf een soort draadeiland, een singulariteit die op zichzelf trilt.

Het visioen opent met een vrouw die naast ons ligt, op iets comfortabels. Geen bed, een sofa. Een mooie vrouw, dat moet gezegd worden, een prachtige pop van een mokkel, met onmogelijk perfecte benen. Onze blik is niet mannelijk maar floraal, onze ogen volgen de rondingen naar haar prachtige kont, getoond in hotpants. Aan ons om zoiets te negeren, als we dat konden. Ze ligt een soort van zijwaarts, niet helemaal op haar buik. We horen een stem van een jonge poes, een andere vrouw, die iets zegt over het bereiken van de leeftijd van volwassenheid, giechelend over mogelijkheden en eventualiteiten. We kijken naar een film.

De sofa heeft een bloemenpatroon. We denken aan Frankrijk, de kleuren van de stof roepen sterke blauwe en rode en witte gedachten op, en een beetje oranje. De dame die naast ons ligt heeft haar linkerhand op of onder haar heup. Ze draagt een cabaretoutfit; we kunnen denken aan Liza Minnelli – herinner je je haar handtekening? Een gesigneerde foto in de post, in de lang vervlogen dagen aan de andere kant.

Wees er zeker van dat Shiraishi hier iets wil overbrengen. Altijd de blootleggingen van Shiraishi, 白石, de kleine witte filosofische antisteen. Verandert goud in rotzooi, geloof in twijfel.

Shiraishi zegt, noot 23: ‘Als ik niet weet of iemand twee handen heeft (bijvoorbeeld of ze geamputeerd zijn of niet), zal ik zijn verzekering dát hij twee handen heeft geloven, als hij betrouwbaar is.’

Als hij betrouwbaar is.

Of als zij te vertrouwen is. Of te vertrouwen zijn. De mannelijke blik doet precies wat de vrouwelijke doet, of de queer of transgender, het is in feite een orchideeënblik, een hybride van ondergrondse testikels en een in-your-face-vagina. Daar is het: de stem giechelt.

We zien een glas, een fijngeslepen glas, blauw. Iemand drinkt. Satsuma kiriko, Chinese techniek van over elkaar liggende kleuren versmolten met Europees snijwerk om het delicate en sierlijke meesterwerk te creëren waaruit we drinken. Een heldere vloeistof. Moet tequila zijn, wat kan het anders zijn dan tequila, die doet snuiven, omhoog, richting billen. Ze is een brunette, bijna een roodharige, met een gekke hoge hoed.

‘O iets,’ zegt de stem, terwijl we onze blik helemaal in het achterwerk van de brunette proberen te graven. We zouden ons weleens een beetje dronken kunnen voelen, zo’n vormelijkheid. Met een buitenlichamelijke lus zien we nu dat we in feite in vol ornaat zijn, wij de kruisvaarder, zwaard getrokken. Op ons schild een tweekoppige zwarte vogel, een adelaar vermoedelijk, met felrode snavels en klauwen, en een grote rode diagonaal over het familiewapen, een gigantische schuine streep, een kruising.

De orchideeënblik graaft diep in die kont.

‘Oei,’ zegt een mannenstem juist dan, en begint te praten. We luisteren niet. Hij praat niet tegen ons.

Ons glas beweegt over het scherm, langs de zijkant van het gezicht van een vrouw die een douche neemt. De film is in zwart-wit. Of eigenlijk grijs-wit, verzadigd met licht. Ze geniet overduidelijk van haar douche.

De dame naast ons staat op en verklaart met een door ai gegenereerde stem dat ze al naar bed gaat.

‘Ik ga slapen.’

We protesteren vaag, maar ze verwijdert zich langzaam van de sofa. ‘Miki,’ mopperen we met een lage stem. Dit is Miki, 美紀, de Kroniek van de Schoonheid. Ze herhaalt haar besluit twee keer, op lager volume.

‘Er steekt een beetje wind op,’ zegt de mannenstem. Het blauwe glas blijft maar flirten met de vrouw in de douche. Ze streelt haar borst, en onze tequila doet dat ook.

We duiken nu beslist in de drank. We slokken hem op, verdrinken erin.

Miki’s ‘Ik ga slapen’ weerklinkt nog een keer. En natuurlijk moest er wat kersenbloesem zijn. Een knap stel, beiden in kimono, wandelt onder een rij bomen in de volle natuur van de lust. Gelukkig vervoert het geluid van een passerende trein ons naar een black-out.


2

Hetzelfde reclamebord, hetzelfde glas of dezelfde vaas met paarse Vanda-orchideeën. Aflevering twee begint met een herhaling van de hoge noot die aanslaat en resoneert. We zijn op weg naar een systeem, een logica, een streven naar consistentie, het overleg van het ontwerp, het gebod van de stijl. De route is in beweging, de draad wordt aaneengeregen.

De draad – uit of in het doolhof van ons bewustzijn, dit eiland van ons wezen.

Het visioen zegt dat we nog steeds voor de tv zitten, het stel wandelt onder die bomen van lust in bloei, in die film in grijs-wit.

Weten we welke film het is?

We kunnen het raden.

Het is een Japanse film, maar geen Kurosawa of Ozu, te oordelen naar de vrouw die masturbeert in de douche. Het moet een of andere nouvelle vague zijn, het nieuwe dat golft, en dat is meer dan gissen, dat weten we. Dit is uit het erotische jaar 69, en het fundamentele thema zal zijn: ‘Hoe verander je de wereld, en wat moet er dan wel veranderd worden?’

O ja, Eros + Massacre, Yoshishige Yoshida.

We hebben je.

Luister goed: een vrouwenstem, waarvan niet duidelijk is of het dezelfde is als in de vorige aflevering, spreekt op laag volume en vraagt haar gesprekspartner hoe hij, vermoedelijk hij, zich haar had voorgesteld. Hoe stelt hij zich haar voor? In alle beleefdheid, een verzoek om de fantasie expliciet te maken.

Maar we luisteren niet. We zijn in beweging, in vol ornaat, zwaard getrokken. We rijden op de wind, zwierend, of wiebelend. Hoeveel tequila hebben we gedronken? Weten we zeker dat het tequila was? Of mescaline, of lsd verdund in water, of een soort paddenstoelenextract. Heilig water. Op de achterkant van ons shirt, op het harnas, staat hetzelfde familiewapen als op ons schild. De tweekoppige zwarte adelaar met de rode snavels.

We horen water druppelen, het stromen van een beek, terwijl we langs het bureau van een schrijver lopen. We zien een verzameling rode wijn, meer dan een dozijn flessen.

De kruisvaarder gaat door de keuken, gaat de slaapkamer binnen. Vaag bewust van meer bloemen op onze weg, Camellia deze keer, en kunstwerken aan de muur. Het huis, Casa Miki, lijkt ruim. Voor een poppenhuis, verrassend genoeg.

Wees er zeker van dat Shiraishi hier iets kwijt wil. Noot 24 van de kleine witte filosofische antisteen: ‘De vraag van de idealist zou zoiets zijn als: “Welk recht heb ik om niet te twijfelen aan het bestaan van mijn handen?”’

Maar waar zijn onze handen? Wie draagt deze kruisvaarder die we zijn?

Niet vechten voor het kruis van Christus, maar met het tegenstribbelen van twijfel. Welk recht hebben we om niet te twijfelen? Wat laat ons toe om zeker te zijn van iets. De vraagtekens storten in door vermoeidheid, door een teveel aan onderzoek. Twijfel is een kwestie van uithoudingsvermogen, en het ontbreken ervan geeft geen zekerheid maar berusting.

Daar is het bed, en daar ligt Miki op het bed, nog steeds in haar cabaretpakje, maar nu op haar rug, diep in slaap. We hijgen.

En het is geen elegant gehijg, als er al zoiets bestaat als elegant gehijg.

Er is alleen maar vet, vet, lelijk gehijg.

Zware ademhaling.

Zware ademhaling terwijl we in en uit haar kruis bewegen, nog steeds in hotpants, het is niet eens duidelijk of we echt proberen toegang te krijgen tot de vulva, er wordt in en uit bewogen, ja, maar zou het gewoon een project van wrijving kunnen zijn, een oefening in wrijven, in wezen alleen maar aftrekken?

Of misschien is dit een metafoor, het zwaard tussen haar benen steken. Welk recht hebben we om te twijfelen aan het bestaan van metafoor, van overdracht – herinner je je de poging om het record te breken? Elf gecertificeerde zaadlozingen in 24 uur. Hoe we het bijna verpestten, in de lang vervlogen dagen aan de andere kant.

En hier zijn we bezig het te verpesten. Geef de schuld aan de tequila, of wat het ook was.

Ons dikke, vette, lelijke gehijg verandert van zwaar ademen in ronduit grommen, maar het zwaard tussen haar benen bereikt heel precies helemaal niets. Rijden van achteren – tevergeefs. En van grommen naar duwen en schuiven, machteloos. Met een laatste hijgen en puffen geven we het op.

‘Niet goed,’ verzucht de stervende tweemaal.

Uit de groene tranen en het bloed dat langs ons gezicht druipt leidt de buitenlichamelijke lus af wat we zijn. Een zombiekruisvaarder, trillend van ongeloof.

‘Het is jouw schuld,’ zegt Miki in haar door ai gegenereerde stem, het beknorren iets versneld.

Hoe we tevergeefs beven, in het luchtledige over de perfecte vorm van de Kroniek van de Schoonheid.


3

Een ping op de vleugelpiano, en daar gaan we, de draad wordt geregen, twee wordt drie, de rechte lijn ontwikkelt zich tot een traject, een chaotische omzwerving. We volgen de draad, een liaan of een takje van kleine orchideeën, het gebeurt ‘s nachts, in het negatief, met een spookachtig geritsel op de achtergrond.

Een sprenkelen van noten speelt op de piano. Speelt door het geritsel heen, dat klinkt als een verwrongen ademhaling, alsof we tijdens het duiken zuurstof inademen uit een tank.

De ademhaling domineert het sprenkelen van hoge noten. Kleine belletjes onder water?

De basislijn doet aan snurken denken.

Het beeld gaat over naar het midden van een bloempot, waarbij het van röntgen of negatief weer terugspringt naar normaal, en dan naar een andere bloempot. Miki spreekt – een herhaling van het beknorren, op lagere snelheid. ‘Het is jouw schuld.’

We zitten helemaal in een bijzonder kroezelige cyclaam, een roze, zo kroezelig en zacht dat het bijna ondraaglijk geil is. We gaan naar buiten om op adem te komen, en weer naar binnen, alsof we de plant het nakijken geven.

Onze blik klimt langs de lange benen van een schoonheid in een witte bruidsjurk. Een andere mooie pop van een vrouw, met langer haar in een lichtere tint, bijna blond, maar we voelen dat het Miki moet zijn. Zij kan niemand anders zijn dan de Kroniek van de Schoonheid, de vrouw die voor ons alle vrouwen is.

Ja, geen twijfel mogelijk, de bloemenblik beklimt de berg Miki. Ze houdt een boeket roze rozen in haar rechterhand. Op haar linkerschouder draagt ze de bruidegom, die wanhopig of verrukt schreeuwt, ontvoerd als hij is door zijn minnares. De bruidegom: dat moeten wij zijn. In een ander soort gevechtstenue, geen harnas, geen zwaard. Een smoking.

Alsof het een beeldje is van een paar op een bruidstaart.

Er is nog steeds die spookachtige basislijn, snurkend of zuurstof inhalerend onder water. En weer schakelt het visioen over op röntgen, vergezeld van luidere herhalingen van Miki’s gefoeter: ‘Het is jouw schuld.’ We voelen dat er iets mis is met het beeld, hoe het visioen beweegt en hoe de hoofden van de bruid en bruidegom bewegen, maar niet precies in dezelfde richting. Het tart de fysica.

De groene bladeren van een tulp komen tussenbeide.

Een wolk barst uit. Slagregens vallen neer.

En op dat moment liggen de bruid en bruidegom onthoofd, hun hoofden aan elkaar, maar gescheiden van hun lichamen.

De tulp blijkt geel te zijn.

Nu zien we de daad van het vallen, abrupt, akelig. We zien het twee keer snel achter elkaar, zo gewelddadig, hoe de hoofden van de bruid en bruidegom worden afgeschud. ‘Het is jouw schuld.’

We verlaten de kroezelige, zachtroze cyclaam en worden gewekt door een scherp geklak.

Tijd voor Shiraishi’s inwijding, noot 25: ‘Men kan zich zelfs vergissen over “dat er hier een hand is”.’

Of dat er hier een paar hoofden zijn. Eén kan het mis hebben, ja, en twee misschien ook. Stomme kleine witte antisteen.

Misschien zijn we niet echt wakker geworden. We vallen in een andere nachtmerrie. Ons hoofd versmelt met dat van een monstermasker, en in dat masker beweegt iets. We zien het in het gat van de pupil. In de rechterpupil van het masker zit een hondje. En aan de andere kant, achter onze linkerpupil, zien we een slang, een cobra die zich klaarmaakt om toe te slaan.

Noten blijven uit de vleugelpiano klinken, maar het voorgrondgeluid is weg, er is niet langer die verwrongen ademhaling. We kunnen de innerlijke dialoog horen.

‘Speed Master Snake?,’ vraagt de rechterpupil.

‘Ja, dit is Speed Master Snake,’ zegt de linker.

‘Data Slave Dog hier,’ zegt het hondje, ‘Data Slave Dog.’

De stemmen zijn gefilterd. Ze klinken net als wij, maar niet helemaal. Het visioen gaat even uit het masker, naar de zombiekruisvaarder, en dan weer terug in het masker.

‘Wat maak je ervan?’ vraagt Data Slave Dog, rechtop zittend in de zwarte binnenkant van het masker. De donkere leegte van ons brein. ‘Wat zou je hieruit concluderen?’

‘Ah… dat, nou… dat is een probleem,’ zegt Speed Master Snake.

‘Als we ons diep verontschuldigen, uit de grond van ons hart, kan het misschien nog opgelost worden,’ stelt het hondje voor.

Maar de cobra kijkt het gezeur niet in de ogen. ‘Verontschuldigen!… Verontschuldigen!… Wij doen niet aan verontschuldigen,’ bijt hij, met een onheilspellende grijns om zijn giftanden.

Jan Lauwereyns (1969) is dichter, schrijver en wetenschapper. Hij doceert cognitieve wetenschap en bio-ethiek aan de Universiteit van Kyushu (in Fukuoka, Japan), waar hij in 2022 Senior Vice President werd. Hij publiceerde onder andere Brain and the Gaze, Hemelsblauw en Gehuwde rotsen.

Meer van deze auteur