ik geloof,
ik geloof,
ik geloof
in de klapwiekende uitbraak
        van het verdrukte verlangen,
        in de sloopkogel in de muur voor de toekomst,
in de onwaarschijnlijkste bloeduitstorting van meteorieten
        het uur dat ik gekomen ben
          en dat je komt.

Ik geloof
in de vruchtmaand
           in dit hooibroeiland.

In de hoogmoed van de oogst,
en in de zedeloze dievegge
die snel, naast de lopende zuigermotor
een druiventros optilt,
en gehurkt op de dennennaaldenbodem

– mond zoekend naar kort zoet –

van haar wensen een kortstondig riviertje maakt,
verdampend, verlating voorafspiegelend,

en dit
naast de hete, dodelijke, nagenoeg lege autoweg.

Ach, daar ligt de vrije wil, onder de cipressen,
bij de levenslustige rondingen van cactussen,
de hoog opgerichte vetplanten.

        Luister, naar de nieuwe oude wet

        Ik geloof

in nieuwluchterij
bij de schittering van de smaragdrivier,
in de migratie van herinneringen
door openslaande gezichten, verguld van geheugen.

        In het delen van tabak

O, vertel, ik hang aan je opengaande ogen,
      aan de vleugels van je zorgen
          die, na een jaar smoordichte luiken
          verholen onder kledij
          en onder monddoodheid,
                            nu
met heel het gewicht van galopperend vlees
zichzelf het raam uit slaan.

Vertel
van waar je ’s nachts broden bakte
bij het licht van petroleumlantaarns
in ondergrondse ovens.

O, ovens,
mijn rokerige hemel, ik geloof
in wilde raftings van feromonen
        onzichtbaar
        en met gigantisch onwaarneembare gevolgen.

Deze verzen zijn een uitsnede uit onder handen zijnd werk dat voorlopig Gravitas en vlindereitjes getiteld is.

Annemarie Estor (1973) is dichter. Haar genre-overschrijdende dichtwerk werd bekroond met de Herman de Coninckprijs, de Jan Campert-prijs en de Frederick Turner Prize. Daarnaast is zij voorzitter van de Adviescommissie Podiumliteratuur bij Literatuur Vlaanderen en freelance eindredacteur voor wie geeft om betere teksten.

Meer van deze auteur