Terwijl Merel een van de auto’s van haar tante bestuurt, probeert ze me uit te leggen waarom meubelen oogleden zouden moeten hebben.

‘Oogleden dienen om het stof uit je oogbollen te houden,’ zegt ze. ‘Knipper knipper, en stof maakt geen schijn van kans.’ Ze kijkt opzij met een wilde blik, alsof ze wil tonen hoe stofvrij haar oogbollen zijn.

Ik knik gauw van ja.

‘Dus…’ zegt ze.

De tante van Merel heet Donnatella en is een soort goeroe in de Cevennen. Er komen geregeld mensen bij haar op audiëntie, meestal in het weekend, soms met een kind waar wat aan scheelt. Ze woont hier ondertussen al bijna twintig jaar. We mochten deze vakantie in een van haar gastenkamers logeren.

De weg kronkelt door een bos met steeneiken en kastanjebomen. Ik open de ruit een stukje, de geur van zomeravond waait door de kier naar binnen. Door de luidsprekers zingt Kendrick Lamar: ‘Shut the fuck up when you hear love talking.’ Het leer van de autostoel voelt aan als een mini-universum. Het reliëf is overweldigend. Als ik zou krimpen tot de grootte van een microbe, zou het leer eruitzien als het Centraal Massief. Ik zou er dagenlang doorheen zwerven op zoek naar voedsel en soortgenoten.

‘Dat leer…’ zeg ik. ‘Voelt heerlijk, toch?’

‘Ja, lekker,’ zegt Merel.

Ik neem nog een slok van de zelfgebrouwen fermentatiedrank die we van tante Tella hebben meegekregen. De smaak is vuil, maar je raakt eraan gewend. We mochten er niet te veel in één keer van drinken.

Als Saturnus retrograde loopt, lijdt tante Tella aan zenuwpijnen. Dan verdraagt ze moeilijk mensen. Hoewel haar villa groot genoeg is om meerdere gezinnen in te huisvesten, moesten we haar vanavond alleen laten. In een dorp in de buurt zou een middeleeuws festival zijn, met vuurspuwers en dergelijke. Het lijkt alsof elk dorp in deze streek zijn eigen middeleeuwse festival heeft. Het landschap staat vol historisch erfgoed. We mochten van tante Tella eender welke van haar wagens uitkiezen om naar het festival te rijden. Om niet te veel op te vallen hebben we de Tesla gekozen.

‘Le-der,’ zeg ik.

‘Nelson,’ zegt Merel, ‘als ik mijn buikspieren opspan…’ Ze trekt haar bloesje omhoog en spant haar gebruinde buik op.

‘Wat dan?’ zeg ik.

Ze laat haar bloesje weer zakken. Terwijl ze het stuur vasthoudt met haar linkerhand verdwijnt haar andere hand onder haar rokje. Kendrick rapt, Summer Walker zingt, Merel ademt zwaar. De hand komt weer tevoorschijn.

‘Ik heb honing voor jou,’ zegt ze.

Ze brengt haar vingers naar mijn neus. Op de weg klinkt getoeter. Merel ontwijkt een tegenligger en corrigeert haar wegligging. Ik zing mee met Kendrick: ‘Rollin’ sevens, I ain’t ready for no coffin.’ Merel begint te lachen. Ik zing nog even door, al ken ik de tekst niet helemaal en krijg ik niet alle woorden goed uitgesproken. Merel zingt mee met Summer Walker: ‘Now if it’s love, I deserve to get some head on a balcony…’

Ik zou graag indruk maken op Merel. Ze bewoont haar lichaam op een vanzelfsprekende manier. Ik zou iets heldhaftigs willen doen om haar respect te verdienen, iets wat opoffering vereist, liefst met gevaar voor eigen leven.

De route loopt over een plateau zonder huizen of bomen. Tussen de rotsen en de tijmstruiken langs de kant van de weg houdt een wilde kat haar blik strak op onze voorbijrijdende auto gericht.

Volgens Merel heeft tante Tella in de jaren negentig een paar maanden basgitaar gespeeld in de liveband van de Italiaanse popsensatie Eros Ramazzotti. Ik weet niet of het waar is, ik heb er nog geen foto’s van gezien. Een streepje Eros zou er anders wel in gaan.

Op het moment dat ik mijn smartphone wil pakken om een liedje te kiezen, verschijnt er een violette gloed op de motorkap van de auto.

‘Huh?’ zegt Merel. Ze mindert vaart.

‘Zie jij dat ook?’ zeg ik.

De uiteinden van de gloed bewegen zenuwachtig heen en weer, het lijkt wel vuur dat brandt zonder aanwijsbare brandstof. Plots lijkt de gloed de hele auto te omvatten. Merel en ik baden in paarsblauw licht. Wíj zijn de brandstof.

‘Fuck, politie,’ zegt Merel. Ze klemt het stuur met beide handen vast en brengt de Tesla tot stilstand langs de kant van de weg.

Ik weet wel beter. De Franse wegpolitie maakt geen gebruik van aura’s, stralingsenergie of etherische verschijnselen. De openbare macht heeft geen idee hoe ze de kracht van het universum moet ontketenen voor haar eigen doeleinden. Niemand van ons heeft daar enig benul van. Aardbewoners zijn de keuterboertjes van de kosmos. Wij hebben het nog steeds over kernfusie terwijl deze wezens, de hogere-orde-entiteiten waarvan een exemplaar zich aan de Tesla van tante Tella heeft gehecht, ons uitlachen vanuit de vierde dimensie.



Het paarsblauwe licht pulseert, het verenigt zich met de essentie van onze fysieke emanaties. De cabine van de wagen lijkt groter en kleiner te worden. Merel maakt haar gordel los.

‘Wat doe je?’ fluister ik.

Ze grabbelt haar handtas van de achterbank en neemt haar portefeuille eruit. ‘Ik ga dit even afhandelen.’

‘Wat afhandelen?’ fluister ik. ‘Hier valt niets af te handelen. We moeten nu even extreem stil wezen en bidden voor ons leven… Merel?’

Ze lijkt me niet te horen. Ze drukt op de knop om de deur te openen.

‘Nee!’ zeg ik.

Buiten dansen violette vlammen over het koetswerk van de auto. Merel duwt de deur open en stapt uit. Ik grijp haar rok, die een stukje afzakt. Ze rukt zich los en gaat dwars door de gloed heen. Als ik nu niet uitstap om haar achterna te gaan, ben ik haar voor altijd kwijt. Ik druk ook op de knop om de deur te openen.

Dan verdwijnt de gloed even plots als hij is verschenen. Merel staat alleen op de verlaten weg en staart naar de wagen.

‘Dat was raar,’ zegt ze door de openstaande deur.

‘Ja,’ zeg ik. ‘Bizar ook dat het zo abrupt –

Nelson Morus (1988) is achtereenvolgens vuilnisman, jazzdrummer en advocaat geweest. In 2021 begon hij proza en poëzie te schrijven. Zijn verhalen werden onder meer gepubliceerd in DW B, Deus Ex Machina en Tijdschrift Landauer.

Meer van deze auteur