Het gaat inderdaad niet zo goed met onze grutto’s. Toch maak ik me meer zorgen over mooie manieren om landbouw te bedrijven dan over de toekomst van de grutto. Gaan de grondgebonden, ambachtelijk werkende boeren binnenkort het onderspit delven, of gaan zij juist toekomst geven aan onze landbouw? Ik heb het nu over melkveehouders die werken met water, levende bodems en biodiversiteit en die al doende, en al weer honderden jaren geleden, een landschap creëerden waar grutto’s en andere weidevogels gedijden. Op manieren die bij deze tijd passen, uiteraard, zijn het zulke boeren die er ook nu nog voor zorgen dat er, buiten de als ‘natuur’ beheerde gruttoreservaten, gebiedjes zijn waar grutto’s kunnen bestaan en zich thuis voelen.

Thuis voelen: dit moet ik duidelijker maken. Grutto’s komen op verschillende plaatsen in de wereld voor en biologen knippen ze momenteel op in vier ondersoorten. De meest westelijke broedt op IJsland en heet Limosa limosa islandica. Die van ons heten Limosa limosa limosa, maar zij broeden ook verder oostwaarts tot in westelijk Siberië. Dan heb je een noordelijk broedende ondersoort in oostelijk Siberië die we het afgelopen jaar Limosa limosa bohaii zijn gaan noemen, en ten slotte is er een oostelijke ondersoort die wat zuidelijker broedt dan bohaii. Die laatste heet Limosa limosa melanuroides. En wat betekent het steeds terugkerende woord limosa? Dat is de vrouwelijke vorm van het Latijnse woord voor modder: limus. Volgens naamgever Linnaeus zijn grutto’s dus moddervogels. Dat klopt wel. Ze hebben lange tenen en een brede voet zodat ze ook in zachte modder niet te diep wegzinken. Ze hebben een lange snavel om in modder te prikken, en een handig mechaniekje om het laatste stuk van de bovensnavel op te tillen om zo zelfs ondergronds een effectieve pincet van die snavel te maken. En ze hebben een snavelpunt die vol zit met tast- en smaakzintuigen. Dit maakt grutto’s steengoed in het detecteren van regenwormen en insectenlarven – die ze dan met dat pincet kunnen pakken en naar boven trekken. Wat betreft de limosa’s van Nederland komt er nog wat bij: ze hebben hun levensstijl aangepast aan die van de boeren die langs hun hele trekroute zorgen voor de goede omstandigheden, van de melkveehouders bij ons tot de rijstboeren in West-Afrika.

Limosa limosa

Stepan Lipatov

In 2015 werd met de stemmen van het grote publiek de Nationale Vogel van Nederland gekozen. De grutto werd de winnaar – met twee keer zoveel stemmen als nummer twee, de merel. Geheel terecht! In tegenstelling tot de merel, die betrekkelijk eenvormig van Engeland tot Japan voorkomt (en daarnaast in Nieuw-Zeeland, en op allerlei andere eilanden, succesvol is uitgezet), komen ónze grutto’s vrijwel alleen bij ons voor. Van elke tien noordwest-Europese boerenlandgrutto’s broeden er acht of negen in Nederland. Onze grutto’s zijn gedurende het afgelopen millennium ook echt door onze boeren ‘gemaakt’. Net als Delfts blauw kunnen we grutto’s beschouwen als een Nederlands cultuurproduct: het basisidee kwam van elders, de details zijn Nederlands.

In de loop van hun gestage achteruitgang gedurende de laatste halve eeuw (van meer dan 120.000 broedparen rond 1970 tot minder dan 20.000 nu) werden grutto’s meer en meer een heuse vaderlandse bedreigde diersoort, een ­vogel dus die beschermd moest worden. Zoals dat gebruikelijk was, werd er bij de bescherming van grutto’s vooral gedacht aan reservaten, aan weidevogelreservaten. De eerste reservaten zijn inmiddels vijftig jaar oud. Ze werden gesticht in een tijd dat grutto’s nog volop voorkwamen in ‘gewoon’ boerenland, gebieden waar de ‘gangbare’ melkveehouderij, louter gedreven door de economie van de korte termijn, de dienst uitmaakt. Hoewel de dominante boerengremia lang hebben volgehouden dat zij best op de grutto’s, kieviten, scholeksters, watersnippen, tureluurs, veldleeuweriken, slobeenden en kemphanen konden passen, zijn de kemphanen als Nederlandse broedvogel inmiddels al zo goed als uitgestorven, en komen de andere soorten voornamelijk nog in reservaten voor.

Toch ligt de toekomst van grutto’s en andere weidevogels níét in de weidevogelreservaten. Want ook daar gaat de achteruitgang gestaag door. De reservaten zijn te klein, het gangbare boerenland te groot. De problemen voor de weidevogels spoelen vanuit dat boerenland letterlijk en figuurlijk de reservaten in. Meststoffen en gifstoffen houden zich niet aan de begrenzing van de percelen waar ze gebruikt worden, ze verwaaien met de wind, ze bewegen met de waterstromen. De ernstige drooglegging van het Nederlandse polderland raakt de reservaten natuurlijk, ook al probeert men daar het water boven het omringende land uit te blijven tillen. In het hongerlandschap van het vroege voorjaar zijn de weidevogelreservaten ware magneten voor predatoren. Dat wordt nóg erger na de eerste grote maaibeurt, waarbij in één à twee weken meer dan 90 procent van het groene grasland wordt kaalgeschoren en onmiddellijk bewerkt met drijfmest. Dan zijn de reservaten echt de laatste plekjes geworden waar nog wél wat te halen is voor blauwe reigers, zwarte kraaien, buizerds, bunzingen, hermelijnen, huiskatten en vossen.

En zo ligt de toekomst van de weidevogels besloten in hun verleden. Ze ligt besloten in het succes waarmee we de melkveehouderij kunnen transformeren van een bedrijfsvoering die aan het infuus ligt van kunstmest, krachtvoer, antibiotica, agrochemicaliën en diepteontwatering tot een waarin al het bodemleven, samen met mooie mest, weer zorgt voor hoge productiviteit; waar regenwormen zorgen voor een sponzige bodem die bestand is tegen zowel droogte als wateroverlast; waar de variatie aan kruiden en gras en de afwezigheid van gif zorgt voor een rijk insectenleven, voor gezonde koeien en voor mensen gezonde vlees- en melkproducten (die ook nog eens ontzettend lekker zijn). Grutto’s? Zij kunnen ons helpen, zij wijzen ons de weg.

Theunis Piersma (1958) is hoogleraar Trekvogelecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en is als waddenbioloog verbonden aan het Koninklijk NIOZ op Texel. Met Thomas Oudman schreef hij De ontsnapping van de natuur (2018) en in 2021 verscheen Sinagote. Het levensverhaal van een lepelaar. Hij is druk bezig met de ontwikkeling van het BirdEye Centre for Global Ecological Change in Leeuwarden.

Meer van deze auteur