Redactioneel
Jij lacht jouw wangen appelrood
elke keer als ik zeg
bengel jij
kijk ik in jouw ogen dan bijt je
haast de lippen stuk
niet bloeden
niet tranen
jaren overbruggen kan
afkomst overbruggen kan en geld
is geen probleem.
Ik weet niet hoeveel vrouw jij
bent en hoeveel man
en jij weet niet wie je bent aan het
worden
niets is wat ik zie en geen
woorden voor liefkozing vind ik
in de taal waarin wij beiden zwijgen
wat raak ik aan laat ik mijn vingers
langs jouw huid gaan bengel
jij.
Ik wil je kussen op wat blijft.
Jouw mond.
Essay
De holle lach van Uspud. Over Satie en het absurde
Essay
Aantekeningen over knikkebollen
Verhaal
Plop en klonk
Poëzie
zakboek van de innen
Verhaal
Voorbij de slagboom
Verhaal
Veel te verliezen
Poëzie
pauskoningin/de achenebbisj
Verhaal
Het uur van de orgaanstem
Verhaal
Tekstfragmenten
Verhaal
De pas gearriveerden
Poëzie
Niemand kan zo met de ogen rollen als de partijvoorzitter
Essay
Het absurde als vehikel
Verhaal
De buik van een forel
Verhaal
De jongen in de keuken
Schrijver in de wereld
‘Ellende is niet één ding’: het grachtenpand voor mensen zonder papieren
Essay
Close reading IV: ‘Anuswaarts vreten we aarde’
Poëzie
Abortuspastellen*
Essay
Spullen, schuldgevoel en schrijven: een verkenning van melancholie
Verhaal
De verovering van mijn vrouw gezien als een ritje in de draaimolen
Verhaal
Dit is zijn plek
Poëzie
Het dictaat der dingen
Brieven