Er is een sterrenstelsel in het topje van mijn tepels ontstaan, omdat in het wiegje naast me op bed wordt geslapen

Ik mis hem, terwijl ik hem met het uitstrekken van mijn arm al aan kan raken

Het was een pijn te groot om in het woord pijn te passen. Een paniek te versplinterd om zes letters op hun plek te houden. Toen ik eenmaal in het ziekenhuis was aangekomen en toegegeven had aan het schreeuwen, leek het hek van de dam. Jullie moeten me helpen. Ik kan niet meer. Dat dit hier nu in zulke kleine letters staat, is absurd

Alsof mijn tepel boven een ouijabord hangt, door een magnetische hanger aangedreven

Jo zegt dat ze blij is dat ze erbij was. Al is het maar om te kunnen beamen dat het echt heel heftig was geweest. Een bevalling gone bad, noemt ze het. Een bevalling van uitersten. Haar bevallingen duurden een soepele 8 en 3 uur

Was ik te moe? Te afgeleid? Te zeer daar, te weinig hier? Te veel met anderen bezig, te weinig met jou (AUW)

‘Dat is het geluid van regen’

Jo zegt dat ze zo bang was dat ze moest huilen. En niet aan het ziekenhuisbed kwam staan, omdat ze niet wilde dat ik haar angst zou zien

‘Dat is het geluid van een blaffende hond’

Ik zing Summertime voor Chris als hij drie dagen oud is en in mijn armen ligt. Mijn stem stokt en het lukt me nauwelijks om verder te zingen. Summertime was ons liedje van ervoor. Summertime was ons liedje in de buik

Ik heb het geluid van zijn eerste huil niet meegekregen. Ik heb ons scheiden niet gevoeld

Ik bleef maar rotsblokjes spugen vannacht. Wat begon met een paar kleine kiezels werden er steeds meer, mijn mond raakte steeds voller. Voordat mijn mond volliep met kiezels fietste ik over een strand dat in hevige storm werd overspoeld door een grote golf. Ik werd met fiets en al tegen de duinen gesmeten, hoogzwanger nog. Ik riep hard en hartstikke vrolijk tegen de grijze lucht en harde wind ‘Als dit het is kan ik je hebben hoor! Laat maar komen!’ En liep razend van blije adrenaline verder

Sommige dromen komen in omgekeerde volgorde terug

Ik was helemaal niet met hem bezig. Zijn hartslag daalde, maar ik wilde verlost worden van mijn eigen pijn

Van alle kanten krijg ik te horen hoe goed ik het heb gedaan. Maar ik heb niets gedaan. Ik heb ondergaan. Wat heb ik van het baren meegemaakt? Alleen de slopende aanloop van drie dagen, en de plotselinge weeënstilte voor de storm. Zijn gang naar buiten, het stap voor stap, het ik kan het hoofdje zien, nog een keer persen. Niets

Ik herinner me de piepjes van de monitor

de plotselinge hoeveelheid mensen rond het bed

’Welkom bij de club.’ Ook al voel ik dat de vriend die dit zegt gelijk heeft, haat ik deze kijk op moeder worden. Ook al zou er tussen ouders en niet-ouders geen scheidingslijn mogen bestaan, is die er wel. En ik voel dat er een pijn verdwenen is sinds ik zwanger werd. Misschien al sinds ik probeerde zwanger te worden. Er is een pijn verdwenen van een ontheemde kinderwens

‘Dat is het geluid van de wind in bomen’

Voor ik beviel van Chris heb ik weleens beweerd dat pijn, echte pijn, alleen geestelijke of hartenpijn kon zijn. Lichamelijke pijn was immers aan te wijzen, te lokaliseren, en dus te overzien. En wat te overzien is, deed zeer, geen pijn. Tot ik beviel van Chris. Een pijn en niets dan pijn, niet aan te wijzen, te lokaliseren, te overziene pijn. De pijn van weeën zonder persdrang, zonder richting of route waarlangs hij mijn lichaam verlaten kon. Ik kon niets met de pijn en dus nam hij volledig bezit van mijn lichaam, van mij. Als bezeten schreeuwde en schokte ik, liggend op de ziekenhuistafel

Alsof er een fjord van pijn in mij werd opengetrokken tot buiten de contouren van mijn lijf

Adam kwam gisteravond langs om Chris te ontmoeten. Die man is geboren vader. Zo natuurlijk en lijfelijk. Vandaag hangt zijn geur nog in de kussens op de bank. Ik steek mijn neus erin en verlang naar hem tot ik janken moet

Ik herinner me de vraag of ze me mochten inknippen

Ze hadden me mogen opensnijden zonder verdoving

Ik herinner me hoe je op mijn borst werd gelegd. Ik ken baby’s in hun volle lichaamsvet, armen en benen plat onder de romp gevouwen. Kleine hompjes met een strakke, onzichtbare doek om hen heen. Als pakken suiker met oogjes. Toen de handen van de verpleegster jou door de ruimte boven mijn lichaam van onder naar boven brachten, zag ik vooral hoe dun en lang je ledematen waren. Als een parachutespringer in vrije val werd je op mijn borst gelegd, afgedekt met een witte, net te kleine deken. Meteen staken je handen en voeten eronder uit. Je wordt de mooiste lange slungel die ik ooit heb liefgehad

‘Dat is het geluid van kinderen op straat’

Wanneer Chris aan mijn borst drinkt, zinkt er een heimwee in me zonder dat ik weet naar wat of naar wie. Er is geen specifieke gedachte die me zo weemoedig maakt. Het gevoel komt als zichzelf, lone wolf. Alsof Chris iets uit me wegtrekt en ik de achtergebleven leegte voel. Alsof Chris iets uit me drinkt en dit gevoel ervoor in de plaats komt. Het trekt vanuit mijn buik omhoog en vult mijn romp, voor het zich vastzet in mijn keel. Ik word stil verdrietig, licht verdrietig, zwevend verdrietig en snap niet waarom. Er sluimert een weemoed in me die door het borstvoeden wordt geactiveerd

Is pijn de passagier? Of zijn wij een passagier van pijn?

Ik probeer zo hard te begrijpen wat de loop van de bevalling had kunnen veranderen, alsof het post partum nog een andere kant op kan worden gestuurd. Maar dat kan niet, weer zit ik te janken. Ik heb hechtingen van mijn vagina tot net mijn anus, ik heb Chris’ verlaten van mijn lichaam niet gevoeld. Chris is voor mij op de wereld gezet, hij is gehaald, en er is niets met al het begrijpen dat ik in me heb dat ik daar nog iets aan kan doen

‘Focus je hierop.’ Adam wijst naar Chris. Ik wil praten over wat er is gebeurd

Ik herinner me dat iemand op bed klom om mee te duwen

Vannacht haalde ik een steen uit Chris zijn mond. Een grote grijze platte kiezel. Ik wilde iemand laten zien Kijk nou hoe snel dit gaat, risico zit overal, maar er was niemand

Je krijgt de bevalling die je aankan. Onzin. Je kan de bevalling aan die je krijgt

Als door een golf weggespoeld verdween de pijn. Zonder enige voelbare herinnering achter te laten. Was ik, was dit lichaam, ooit bij al die beelden in mijn hoofd geweest?

‘Dat is het geluid van brommers’

Ik ben gewend taal te vinden door in een ervaring te zijn. Te schrijven van binnenuit. Maar deze pijn heeft mij allang weer buitengesloten, een vreemde van me gemaakt

Vannacht was ik Chris kwijt in mijn kussensloop. In totale paniek voelde ik aan alle kanten van mijn kussen, zoekend naar zijn gezicht, zijn lijfje

Laurine Verweijen (1981) debuteerde met de dichtbundel Gasthuis (2020), waarin zij het vrouwelijk schrijven onderzoekt. Overig en eerder werk verscheen in/bij nY, Het Liegend Konijn, Tirade, De Gids, De Revisor en Eye Filmmuseum. Daarnaast is zij betrokken bij tijdschrift Terras en werkzaam als campagnestrateeg. 

Meer van deze auteur