Daarvoor bied ik namens de Nederlandse regering excuses aan.
Today I apologize.
Awe mi ta pidi diskulpa.
Tide mi wani taki pardon.

(minister-president Mark Rutte op 19 december 2022)


Excuses, excuseert u mij, ik bied u mijn verontschuldigingen aan. Wat zijn dat? En wat is slavernij, waarvoor excuses worden gemaakt? Om te begrijpen wat hier excuses zijn zullen we eerst het door mensen aangerichte rampgebied dat slavernij heet moeten verkennen. Laten we dat eens vanuit de lucht proberen. Overzicht en wat meer afstand kunnen wonderen doen. Als je vanuit de lucht het oerwoud in kaart brengt, dan zal het je opvallen dat er gebieden zijn waar de vegetatie minder divers is geworden dan in ongerepte delen. Waar de begroeiing eentoniger werd zijn ooit aanplantingen geweest. Plantages bijvoorbeeld. En, jawel, daar werkten slaven.

We lopen nu tegen het eerste probleem aan, namelijk het woord ‘slaaf’. In dit verband is geprobeerd om tot uitdrukking te brengen dat slaaf-zijn geen statische (door God bepaalde) eigenschap is, maar een dynamisch resultaat van een misdadige menselijke interventie. Daarom spreekt men met correcte bedoelingen tegenwoordig van ‘tot slaaf gemaakte’, een equivalent van het Engelse ‘enslaved’. Die term ligt veel beter in de mond dan de uitdrukking ‘tot slaaf gemaakte’. Bij ‘enslaved’ voel je gewoon dat er een ijzeren klem of een brandmerk op het slachtoffer is gezet, dat nu geen mens meer is maar een bezitsvoorwerp, en dat was meestal voor altijd. Bij ‘tot slaaf gemaakte’ ligt met de woorden ‘tot’ en ‘gemaakt’ het accent met­een op de daad van inbezitneming, met het effect dat de daaropvolgende staat van object minder aandacht krijgt. Meester en slaaf. Wonderlijk genoeg hebben we het nog niet over ‘tot meester gemaakte’. De meester maakte zichzelf namelijk tot meester. Of beter gezegd, de meesters maakten elkaar tot meester en vonden dat vanzelfsprekend. Spreken we dan van ‘tot meester verklaarden’? Nou, nee, maar die bleven wel eeuwenlang heer en meester, alsof dat vanzelfsprekend was. We spreken van nazaten van slaven en niet van nazaten van meesters. De nazaten van onze meesters zwegen van 1863 tot het einde van de twintigste eeuw en bleven ook zwijgen over deze misdaad tegen de menselijkheid.

Ik stel voor om het te hebben over de meester en de slaaf als menselijke posities binnen een tegenstelling. Dat is van grote waarde, want die posities zijn er nog steeds, en omdat de trans-­Atlantische slaven zwart waren is er een kleuronderscheid verbonden geraakt met de meester-slaaftegenstelling. De meester wit, de slaaf zwart. Dat heb ik geweten! Als tienjarige ging ik voor het eerst, net aangekomen uit Nederland, in Paramaribo naar de vijfde klas van de Thomas van Aquino School, en daar maakte ik kennis met een bijna natuurlijke ordening. Wit was ‘hoog’, en hoe zwarter, hoe ‘lager’ je was. De jongens en de meester zagen mij als wit, en dat riep dwepende bewondering bij de een en diepe jaloerse verachting bij de ander op. Wit dus vooraan, wit dus geen slaag. Er waren namelijk meermaals per dag afranselingen voor overtredingen als rennen of tikkertje spelen op het schoolplein, een kale, stuivende, hete zandvlakte.

Terug naar de posities, waarbij we gaan zien hoe die nog steeds doorwerken. Laat ik mijzelf als uitgangspunt nemen. Ik heb namelijk wit en zwart in mij. Wel meer wit dan zwart, maar toch. Toen er in Suriname een vragenlijst voor school moest worden ingevuld, was er een netelig probleem. Ik vroeg mijn moeder wat ik was. Zij was stellig: ‘Je bent geen creool,’ zei ze, maar wat was ik dan wel? Een onopgeloste kwestie, tot ik veel later het schema van vermenging tussen wit en zwart tegenkwam. Ik was niet geheel wit, ook geen mulat, maar een mesties. Zo heette dat. Je had ook – in aflopende, steeds witter volgorde – de kasties, de poesties en de testies. Ik was mesties, kwart zwart dus. Wat er veel meer toe deed was dat ik het zwarte en het witte in mij moest zien te verenigen. Dat was lastig. Wit was in de meerderheid en overheerste het zwarte. Wat een worsteling leek werd een leemte. Maar af en toe voel ik wit en zwart nog in mij worstelen, en dat, kan ik zeggen, is geen onaangenaam gevoel. Het heeft ergens iets opwindends, want zwart probeert wit te overmeesteren, te grijpen en nemen.

Van je zwakte moet je je sterkte zien te maken. Innerlijk ben ik geen excuses verschuldigd. Er is geen sprake van erkenning of herstel. Het leed begint wanneer ik de buitenwereld toelaat. Die werkt ontwrichtend. Ik ben al gauw te wit of misschien een klein beetje te zwart. Ik heb vaak mijn kleur moeten uitleggen. Mijn naam klinkt namelijk erg zwart, vanwege mijn zeer zwarte grootvader. Ik was een witte raaf. Waar we het nu over hebben is simpelweg de nawerking van slavernij als het stigma van kleur en kaste. Ik heb er lang over gedaan om de doem dat zwart minderwaardig is de baas te worden. Maar nog altijd voel ik plaatsvervangend die loden minderwaardigheid als ik iemand zie die zwart is, en moet ik ertegen vechten. Ik stel mij soms voor hoe ik mij dan innerlijk zou moeten verontschuldigen. Onbegonnen werk. Ik kan mijzelf niet tegenover mijzelf verontschuldigen terwijl schuldgevoelens als innerlijke naschokken blijven drukken.

Deze vervelende kleurenexercitie moet maar eens afgelopen zijn. We moeten die verwerpen. Maar hoe komen we daarvan af? En waarom moeten we er nou precies van af? Omdat de kleurenlast een nawerking is van slavernij. De nazaten van meesters zijn met pek en veren bedekt geraakt door hun lange zwijgen. En daarom zijn er verwoede pogingen gaande onder hen met geweten en invoelend vermogen om daarvan af te komen. De onverschilligen hebben daar geen last van, en degenen die trots nazaten van meesters willen blijven slaan racistische taal uit. Daar heb je het. Door de slavernij op te rakelen gaat er een doos van Pandora open die niet meer dicht te krijgen is. Dat kan toch niet anders, zul je zeggen. Ja, we komen zo langzamerhand dichter bij wat excuses zeggen, wat de motieven zijn en wat je er niet mee kunt bereiken.



Tijd voor Zwarte Piet, die gezellige kindervriend. Die kindervriend zag er op de Thomas van Aquino School heel anders uit. Tegen Sinterklaas kwam de pater gehuld in bisschopstenue statig de klassen langs, vergezeld door een schare gekleurde pietjes die duidelijk geen schmink nodig hadden. Die leefden zich helemaal uit, sprongen over de banken en maakten zwepende bewegingen naar links en rechts met hun roe. In het Surinaams-Nederlands is ‘zwepen’ trouwens ‘ervanlangs geven’. Niet verwonderlijk dat de zweep zo nadrukkelijk aan de orde komt, want slaven kregen er al gauw ongenadig van langs. De Surinaamse cultuur is vrij autoritair, en dat zou wel eens te maken kunnen hebben met de slavernij. Druk van boven wordt vaak afgeleid naar beneden en opzij. Het duurt lang voordat er verzet naar boven ontstaat, bij de meesten althans. En al helemaal als de innerlijke bevrijding van die druk nog moet plaatsvinden.

Er was een minderheid van slaven die ­meteen handelde en de benen nam. Dat waren de weglopers. De weglopers werden opgejaagd en vervolgd, tot de dood aan toe. John Gabriel Stedman ging als huurling onder de Zwitserse kapitein Fourgeaud achter hen aan en schreef er een klassiek boekwerk over, dat in 1796 verscheen. De weglopers ontwikkelden een geheel eigen cultuur en werden prompt als minderwaardig gezien, en vooral als gevaarlijk. De slaven die bleven moesten zich clandestien op hun dansfeesten en met geheimtaal zien te redden. Toch werd Suriname een land dat in de vorige eeuw bekendstond als vredig, als de Verenigde Naties in levenden lijve. Onder Hollands gezag, dat wel. Dat gezag was nog maar net vertrokken toen de hel losbrak en een stel sergeanten de macht greep. Wat gebeurde er? Er waren meteen grove schendingen van mensenrechten. Er werd op los gezweept, gemoord en gejaagd op nazaten van weglopers die zich verzetten tegen de nieuwe machthebbers.

Soms zie je pas in de periferie wat er in de metropool aan de hand is. Op beide plekken bestaat het koppel meester en slaaf nog steeds. Deze posities hebben zich in zwart-wit en onder zwart, ja, zelfs ín zwart gevestigd. De schade is zoals vaker niet alleen in achterstelling en onderdrukking te zien, maar ook in de innerlijke gevolgen van chronische slavernij. Een chronische aandoening is moeilijk te genezen. Die aandoening doet denken aan een traumagerelateerde stoornis, maar is dat niet aantoonbaar. Daarvoor is de oorzakelijkheid te vaag geworden. Maar meester en slaaf komen niet van elkaar af. Zij zullen zich in verwijten verliezen en in een excusesgevecht verwikkeld blijven. Excuses zeggen iets heel onaangenaams. Ze zijn een verzoek om verschoning, een poging om van pek en veren af te komen voor de meester en een illusie, ijdele hoop, een nieuwe vorm van onderwerping voor de slaaf, omdat de meester weer de baas is in zijn gedroomde ­eenheid. Hoe goedbedoeld ze ook mogen zijn, excuses zijn de morele schaamlap van de meester die uit zijn naakte ellende probeert weg te rennen. De meester op de vlucht naar herstel, georganiseerd, uitgewerkt, uitgedragen, van de daken geschreeuwd, wegstervend in het gedruis van de drukke metropool.

Daar leven de nazaten van meester en slaven nu bij elkaar. De nazaten van slaven kwamen massaal hierheen en werden niet bepaald verwelkomd. Inmiddels zijn zij ‘geëmancipeerd’, net zoals zij per 1863 gemanumitteerd werden. Het onvermijdelijke moest geschieden, de meester moest zich proberen te verzoenen met de slaaf, en die perverse vrijpartij werd voor de nazaten van slaven soms een erkenning, maar ook heel vaak een hertraumatisering. De meester doet maar, terwijl de nazaat van de slaaf nog steeds roept dat diens leven er ook toe doet.

Wat bereik je níét met excuses? Vanuit het ongerijmde zijn excuses het best te benaderen. Erkenning, excuses, herstel, zegt het rapport van bevindingen van de Adviesgroep Dialooggroep Slavernijverleden. Erkenning kan bij wet worden geregeld, maar ook zonder wet lijkt het erop dat de erkenning steeds breder wordt gedragen. Erkenning, het munten van slavernij als verworpen gewoonte tot misdaad tegen de menselijkheid, is dan inmiddels, erg laat, namens de Nederlandse staat door de regering uitgesproken, maar de wettelijke verankering vraagt politiek draagvlak, en dat moet nog volgen. Hopelijk komt dat draagvlak er. Nu de volgende stap: excuses. Daar stuiten we op een beletsel dat het lastig maakt te komen tot een nieuwe, gezamenlijke identiteit, die zo hard nodig is. Ik blijf namelijk denken in termen van posities, die van meester en slaaf. Die waren in alle onmenselijkheid toch sterk op elkaar betrokken. De slaaf moest proberen onder het juk uit te komen, geestelijk en fysiek, letterlijk en symbolisch. De meester raakte verslaafd en was nooit zeker van zijn positie, getuige slavenopstanden en aanvallen van de weglopers. Hartsinck (1770) beschrijft hoe een witte man van ‘lid tot lid’ wordt gevild door opstandige slaven. Zo ver kan het komen. Meester en slaaf komen niet van elkaar af.

Maar waarin zit dat beletsel? Wat maakt het aanbieden van verontschuldigingen zo problematisch? Dat zit in het symbolisch karakter daarvan. Het symbool excuses drukt de wil uit om afstand te nemen van de meester-slaafverhouding, om die te laten opgaan in gelijkwaardigheid en vrijheid. Verontschuldigingen zijn gericht op het ontbinden, het ontketenen. De meesternatie biedt verontschuldigingen aan, de dadernatie biedt die aan. De dadernatie is aldus nog steeds de dominante partij. De dadernatie vraagt geen verontschuldigingen aan de nazaten van slachtoffers, wat voor de hand zou liggen, nee, zij legt die, hoe diep gemeend ook, gewoon op. Sterker, het is erg ongebruikelijk dat een dader zelf zijn schuld probeert op te heffen. Die taak is bij schendingen van mensenrechten vaak weggelegd voor het strafhof of een tribunaal. Dat er geen fysieke daders zijn doet daar niets aan af. De dadernatie is gevangen in de onmogelijkheid van zelfverontschuldiging, die altijd aan de poging tot excuses zal kleven. Alleen het vragen van verontschuldiging is moreel mogelijk. Aan wie? Dat wordt een kwestie van regeringen die komen en gaan. Misschien vastleggen in wetten over en weer? Hoe vermenselijk je de onmenselijkheid van jaren?



We lopen vast. Bij het ontbreken van een rechtsprekende partij moeten we het hebben van de nazaten van slachtoffers. Misschien zit daar een opening, want die nazaten leven in hun traditionele cultuur nog steeds met hun voorouders, die zijn opgenomen in het bovenaardse pantheon en met wie zij ritueel contact kunnen houden. Dat schiet op! De nazaten kunnen dus ritueel onderzoeken of er excuses mogen worden gevraagd en of er enige kans is op vergiffenis. Zo wordt nog eens duidelijk dat de stap naar ontketening niet kan worden opgelegd of gezien als een schenking, zoals in 1863, maar alleen als knieval van de meester op voorwaarden van de slaaf. Elke andere optie laat de meester-slaafverhouding intact. Dit lijkt een opening. Maar onder de nazaten van slaven klinkt een luide roep om herstel op hun geldelijke voorwaarden. Als het geld gaat kosten, dan vervliegen zelfs bij die knieval de edelste principes. Zo was het ook in 1863. De reparatie ging naar de meester, en het is nu niet echt anders: de meesternatie bepaalt wat het mag kosten.

Dat is nu werkelijk pervers. Ik krijg de grootste problemen met wit en zwart in mij. Ik schaam me diep, dat is welgemeend en vervult mij met berouw. Wit is immers dominant in mij. Van zwarte zijde wordt mij innerlijk duidelijk gemaakt dat excuses niet aangeboden behoren te worden, maar gevraagd. Mag ik u om verontschuldiging vragen? Malle meester! Hoe kom je daarbij! Geef me eerst je witte ‘hoge’ kleur maar, of hef de zwarte op tot gelijke hoogte, dat is nog wel het beste.

We zien dat excuses tot een echec leiden en dat reparatie door de onmogelijkheid om kleur te duiden ver buiten bereik blijft liggen. Ik heb altijd gedacht dat symboolverschuiving een oplossing zou bieden. Vergeefs. Racisme, het belangrijkste gevolg van de slavernij, is genetisch verankerd geraakt in de erfelijkheid van huidskleur. Zo diep zijn we gevallen. Genetische modificatie dan? Welnee. Laten we hopen dat de mensheid over pakweg vier eeuwen nog bestaat, dat de aarde nog bewoonbaar is, en mocht dat niet meer het geval zijn, dan kunnen we in onze ruimteschepen op zoek naar een nieuwe habitat, een Utopia waar geen verschillen in huidskleur meer zijn, waar we allemaal prachtig dezelfde tussenkleur hebben en er niet meer wordt gesproken van meester en slaaf, maar alleen nog van een streven naar menselijkheid.

Op 1 juli van dit jaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën daadwerkelijk werd afgeschaft. Afgelopen december maakte premier Rutte namens de regering excuses voor het slavernijverleden van de Nederlandse staat. Wat betekenen ‘excuses’, wie zijn erbij gebaat en welke waarde hebben ze voor de verwerking van de gruwelen van de slavernij? In hun bijdragen gaan Antoine de Kom, Rosemarie Buikema en Alfred Schaffer in op de slavernijexcuses. 9 juli 2023, Kasteel Huis Bergh, ’s-Heerenberg

Antoine de Kom (1956) is werkzaam als forensisch psychiater. In 2012 verscheen Het misdadige brein, een bundel forensisch-psychiatrische miniaturen uit Hollands Maandblad. Zijn zesde poëziebundel Ritmisch zonder string (2013) werd bekroond met de vsb Poëzieprijs 2014. In februari 2021 verscheen zijn nieuwste bundel Demerararamen.

Meer van deze auteur