Redactioneel
Awe mi ta pidi diskulpa.’ Daar waren ze dan op 19 december 2022: de langverwachte excuses voor het slavernijverleden van Nederland. ‘Today I apologize.’
Met het Nationaal Archief te Den Haag als significante plaats van handeling erkende onze doorgaans nogal neoliberaal georiënteerde minister-president dat ‘eeuwen van onderdrukking en uitbuiting doorwerken in het hier en nu. In racistische stereotypen. In discriminerende patronen van uitsluiting. In sociale ongelijkheid.’ En, zo bezwoer hij het Nederlandse volk, om die ongelijkheid te kunnen doorbreken, moeten we het verleden ‘open en eerlijk’ onder ogen zien. Daar was dus ook de onontbeerlijke en langverwachte benoeming van de historische feiten, en daar waren de excuses voor het eeuwenlang negeren van de schade die de uitbuiting en de onderdrukking van een waaier aan bevolkingsgroepen heeft aangericht. ‘Tide mi wani taki pardon.’
Daar was ook de bij het genre van de excuses behorende bekentenis: ‘Lange tijd dacht ik dus eigenlijk: het slavernijverleden is geschiedenis die achter ons ligt.’ Maar dat had de minister-president naar eigen zeggen mis. Want waar de een kan zeggen: zand erover en voorwaarts mars, is de ander onmiskenbaar geketend door het verleden. ‘Ik heb geleerd hoe ervaringen, herinneringen en gevoelens per groep en per persoon kunnen verschillen.’ Waarvan akte.
Ook als we de minister-president eerder als spreekbuis van de tijdgeest dan als consequent en hartstochtelijk pleitbezorger van een inclusieve samenleving zien, is het archief als plaats van handeling een erkenning van het inmiddels globaal doorgedrongen inzicht dat perspectief op een vreedzame toekomst alleen gerealiseerd kan worden door een heroriëntatie op de schaduwkanten van het nationale verleden. Het archief is in die context een niet te ontkennen belichaming van hoeveel kennis tot op heden onbenut en ongedeeld is gebleven. In iedere kast kan een potentiële revolutie verborgen liggen. In iedere doos kan de noodzaak zich aandienen om de nationale geschiedenis te herschrijven, met als gevolg dat de collectieve identiteit moet worden herzien. Explosief of niet, er is hoe dan ook een schat aan onontsloten kennis in het archief opgeslagen. Voor sommigen geldt die schat tot op de dag van vandaag als lotsbepalend, terwijl anderen (onder wie aanvankelijk de minister-president) dat doolhof aan documenten liever als de onhebbelijke relikwie van een verleden tijd zouden willen wegzetten. In het Nationaal Archief broeit dus een ongekende macht.
Gastvrijheid
De eis om als vanzelfsprekend in de geschiedenis en de samenleving te mogen verschijnen, in plaats van letterlijk of figuurlijk te worden uitgewist, is de drijfveer geweest achter het ontstaan van transnationale bewegingen als #BlackLivesMatter en #MonumentsMustFall. Via tal van wereldwijd gesteunde evenementen hebben #blm en andere activistische groeperingen duidelijk gemaakt dat de symbolische afwezigheid van een bevolkingsgroep de feitelijke aanwezigheid van mensen uit die groep tot een anomalie, tot iets vreemds, tot wellicht zelfs iets bedreigends maakt. Ook zwijgen geldt als een modaliteit van het vermogen om te spreken, zegt Derrida in zijn essay Over gastvrijheid, en die stelling lijkt Rutte in zijn historische excuses in het Archief te willen onderlijnen. Als een gemeenschap nieuwkomers in de nationale geschiedenis welkom wil heten en als volwaardige burgers aan de samenleving wil laten deelnemen, vereist dat een inspanning op het gebied van het spreken, de taal, de beelden, de verbeeldingskracht.
Het individualiseren van economische en maatschappelijke ongelijkheid gaat niet meer, moest de minister-president toegeven. Ongelijkheid is het effect van eeuwenoude structuren van stereotypering, marginalisering en uitsluiting. Dat blijkt uit het Archief, uit het maatschappelijk debat en zoveel heeft ook Rutte zelf de afgelopen jaren tegen wil en dank van politiek activisten, wetenschappers en kunstenaars geleerd, vertrouwde hij ons toe. Zijn denken over de invloed van het verleden op het heden is diepgaand veranderd: ‘Daar wil ik open over zijn.’ Met de formele institutionele en politieke erkenning van mensenrechtenschendingen uit het verleden en met het benoemen en betreuren van de effecten daarvan op het heden, wordt echter niet alleen de minister-president maar ook een staat als geheel onderdeel van een veranderingsproces. En alle burgers zullen uiteindelijk in dat proces mee moeten gaan. Vandaar die inmiddels legendarische komma achter de excuses, in plaats van een punt. Er is nu actie vereist van alle partijen. Hoe gaan we dat doen?
‘What are we going to do now that we have said sorry,’ laat John Coetzee in Disgrace de vader van slachtoffer Melanie, een studente van kleur, tegen de seksueel grensoverschrijdende witte professor Lury zeggen. Lury heeft een studente verleid zonder daar al te veel bewuste gedachten over te hebben gehad. Hij heeft vervolgens onder druk sorry gezegd. En nu is er werk aan de winkel. Wat gaan we doen?
Rite de passage
Het is niet voor niks dat ik, terwijl Rutte sprak op 19 december 2022, steeds aan deze passage in Coetzees geserreerde maar indrukwekkende roman moest denken. En dan vooral aan die laconieke vraag. What are we going to do now that we have said sorry? Coetzee publiceerde Disgrace in 1999, een jaar na de formele presentatie van het Waarheids- en Verzoeningsrapport aan president Nelson Mandela. De Booker Prize winnende roman liet zich – naast heel veel meer – lezen als een allegorisch commentaar op de diepgewortelde en historische ongelijkheid in Zuid-Afrika onder apartheid en de poging om daarmee door middel van een Waarheids- en Verzoeningscommissie in het reine te komen. Waarheid en verzoening werden geacht onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn: geen nieuwe toekomst voor de natie zonder kennis van het verleden. Oftewel, voordat we kunnen spreken van postapartheid moet duidelijk worden wat apartheid heeft betekend voor wie.
Sorry zeggen kon in de context van het proces van waarheidsvinding levensreddend zijn voor daders. Daders die aangaven hun politiek gemotiveerde fouten in te zien konden namelijk amnestie krijgen. De bedoeling daarvan was dat er via de mogelijkheid van amnestie in plaats van straf voor daders meer informatie over het verleden naar boven zou komen. Wat is er gebeurd? Waar is mijn man, mijn zoon, mijn vrouw, mijn kind gebleven? Zo kwamen inderdaad geschiedenissen naar boven die anders verzwegen zouden zijn gebleven. Tal van nabestaanden kregen via de bekentenissen van daders meer duidelijkheid over wat er met hun dierbaren was gebeurd en waar hun lichamen begraven lagen. Maar tegelijkertijd riep de amnestiecommissie veel ethische vragen op, en daarop reflecteert Coetzee in Disgrace.
Sorry zeggen, inzien en erkennen dat je fout was, is belangrijk in die zin dat er een streep wordt getrokken tussen goed en fout. De Zuid-Afrikaanse Waarheidscommissie heeft de mensenrechtenschendingen onder apartheid in een rapport van 35.000 bladzijden gedocumenteerd en een groot aantal verantwoordelijken heeft publiekelijk sorry gezegd. Daarbij is vastgesteld dat, ook al werden aan beide zijden van het politieke spectrum grenzen overschreden, de Zuid-Afrikaanse staat moet worden aangemerkt als hoofddader. Niemand zal ooit nog kunnen ontkennen dat er door de staat gelegaliseerde grove schendingen van mensenrechten hebben plaatsgevonden. In een context van onafzienbaar leed lijkt sorry zeggen futiel, maar behalve als markering tussen goed en fout duidt het woord sorry in sommige inheemse talen expliciet op een proces van heling. Sorry zeggen maakt in veel culturen deel uit van een rite de passage, en die is van belang. Het is geen afsluiting van een conflict, maar het begin van een proces van reparatie. Sorry zeggen is in beginsel dus niet in iedere geopolitieke context de makkelijk ingezette en vrijwel betekenisloze geste waarnaar het woord in het alledaags taalgebruik hier te lande vaak verwijst. Een geste die met name de grensoverschrijder en/of de dader vrijpleit. Ik zei toch sorry? Neem een pilsje. Let’s move on.
Toch wil Lury in Coetzees verhaal aanvankelijk geen sorry zeggen. Hij wil daarentegen wel schuld bekennen en de consequenties van zijn daad aanvaarden. Hij heeft, door Eros gedreven, een grens overschreden – al was hij zich daarvan nauwelijks bewust –, en hij wil niet pretenderen dat hij dit ongedaan kan maken door sorry te zeggen. Hij prefereert daarom ontslag. Hij weigert de performatieve kracht van het woord: ik geef mijn sorry-woord, men is mij daarvoor erkentelijk en in ruil daarvoor kom ik met de schrik vrij. In plaats daarvan gooit hij zijn leven om. Wat Coetzee zijn lezerspubliek daarmee in overweging geeft, is dat het woord sorry weliswaar een pragmatische oplossing biedt voor een conflict, maar in ethisch opzicht zijn doel vaak voorbijschiet. In plaats van empathie voor het slachtoffer teweeg te brengen, sorteren publiek afgelegde excuses en bekentenissen veelal het effect dat ze de sympathie voor de spreker opwekken. Hoe dieper door het stof, hoe groter de empathie voor degene aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Men kan Lury wel dwingen sorry te zeggen en overgaan tot de orde van de dag, maar in de tweede helft van Disgrace laat Coetzee hem een ontluisterend proces doormaken waaruit blijkt dat hij helemaal niet in staat is tot empathie met het slachtoffer. Daar waar hij begrip kan opbrengen voor de achtergrond van andere daders van seksuele misdrijven, en dus naar eer en geweten schuld kan bekennen, is het leven van een meisje van kleur hem ten diepste vreemd. Het woord sorry blijft voor Lury een formule. Een tekst zonder referent. Belangrijker is daarom de vraag die in naam van het slachtoffer wordt gesteld: What are we going to do now that we have said sorry?
Een persoonlijke bekentenis (sorry, ik had het mis) riskeert inderdaad in eerste instantie het belang van de dader te dienen. Oftewel, het effect van het sorry zeggen komt dikwijls niet direct ten goede aan de ontvangende partij. Ook Rutte oogstte veel waardering voor zijn speech, en dat had mede te maken met wat hij zei over zijn eigen bewustwordingsgeschiedenis. Maar om recht te doen aan de effecten van eeuwenlange stereotypering en uitsluiting zullen andere middelen moeten worden ingezet. Vandaar het belang van de plaats van handeling: het Archief.
Nomusa Makhubu
Toen de onderzoekers van de Waarheids- en Verzoeningscommissie hun rapport aanboden aan president Mandela, onderstreepten zij dat achter elke opgetekende getuigenis een wereld aan nuances en ervaringen schuilgaat. Die implicaties zijn niet in het rapport terechtgekomen. Het was onmogelijk om in het verslag recht te doen aan de complexiteit en de gedetailleerdheid van het verzamelde materiaal. De commissie benadrukte daarom dat de transcripties van de verhoren, de individuele verklaringen, de bergen aan krantenknipsels en videomateriaal die aan het rapport ten grondslag liggen, allemaal zijn overhandigd aan het Zuid-Afrikaanse Nationaal Archief en dat dit materiaal publiek toegankelijk is. De verslaglegging in het rapport, met al zijn annexen en verzamelde bronnen, is dus geen einde, maar een begin: ‘This record will form a part of the national memory for generations yet to come.’ Ook voorzitter Desmond Tutu merkt in de inleiding van het rapport op dat het onderzoek van de commissie moet worden voortgezet door anderen. Er is een schat aan materiaal verzameld. Dat moet verder worden ontsloten en aangevuld.
In de daaropvolgende jaren van transitie heeft Albie Sachs, een van de architecten van de Waarheids- en Verzoeningscommissie en later rechter van het Zuid-Afrikaanse Constitutionele Hof, bij talloze gelegenheden benadrukt dat bij de implementatie van duurzame veranderingen met name een rol moet zijn weggelegd voor het terrein van de verbeelding en de kunsten. Een nieuwe werkelijkheid heeft nieuwe beelden nodig. Bij het ontwerp van het nieuwe Constitutionele Hof werden daarom vanuit het hele land meer en minder gevestigde kunstenaars betrokken die de opdracht kregen samen te werken aan de vraag hoe vormgeving, mensenrechten en de rechtsstaat met elkaar verweven kunnen worden. Het gevolg van die inspanning is een Constitutioneel Hof dat is gehuisvest in een gebouw waarin esthetiek en waarheidsvinding met elkaar zijn verweven en waarin de herinnering aan het verleden is verbonden met de ervaring van het heden. In de afgelopen decennia heeft deze artistieke doorwerking van het verleden tot een bijzonder geëngageerde en vitale Zuid-Afrikaanse kunstscene geleid en een nieuwe generatie kunstenaars opgeleverd, die het koloniale archief gebruikt als inspiratie en als materiaal.
Het werk van de jonge kunstenaar Nomusa Makhubu bijvoorbeeld toont hoe de ketenen van het verleden in het heden blijven rondspoken. In een serie zelfportretten (2007-2013) heeft zij haar eigen beeltenis in koloniale foto’s gemonteerd. Door op die manier het archiefmateriaal in haar eigen transparante lichaam te laten doorschemeren, visualiseert zij hoezeer de vrije eigentijdse Zuid-Afrikaanse zwarte burger is gevormd door de gruwelen uit het verleden.
Dat heden en verleden voortdurend in elkaar overlopen en dat ieder individueel leven op elk moment is verweven met diepgewortelde (geo)politieke en maatschappelijke structuren is voor (voorheen) politieke minderheden en anderszins gemarginaliseerde groepen dus evident. Zij ondervinden de effecten daarvan aan den lijve. Elke dag. Dat geldt voor Zuid-Afrika en dat geldt voor ieder ander land. Burgers die daar minder last van denken te hebben – zoals onze minister-president –, onthullen in het voortschrijdend inzicht dat het verleden bij nader inzien toch niet voorbij is, in wezen wat het betekent om in het centrum van de macht te bivakkeren. In lotsbepalende structuren ingebed zijn is echter niet voorbehouden aan leden uit de groep van politieke minderheden. Dat geldt voor iedereen, met dien verstande dat dit gegeven met name de ondergerepresenteerde burger onophoudelijk aan het werk zet. Er is geen vanzelfsprekende beeldcultuur, er is geen vooraf gegeven sociale structuur die hun een legitieme plaats toebedeelt. Of die hen van voorbeelden voorziet om te bepalen welke stap het best waar en wanneer kan worden gezet. Als je iets nodig hebt wat er niet is en je wilt niet kopje-onder gaan, dan moet je dus zelf aan het werk. Dat vergt moed en verbeeldingskracht. Creëren wat er niet is, grond onder je eigen voeten aanbrengen, de traditie delven die jouw aanwezigheid vanzelfsprekend maakt, kost aantoonbaar hersencapaciteit en cardiovasculaire energie. Dat werk heeft Rutte niet hoeven doen.
Dat werk, dat scheppen wat er niet is, moet nu dus gedeeld worden. De hele natie moet aan de bak. Zoveel kunnen we ook opmaken uit de woorden van Rutte als we die bezien door de lens van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika. Om recht te doen en te blijven doen aan de ervaringen van onderdrukking en geweld, op een manier die het recht en de politiek uit de aard der zaak niet is gegeven, zijn andere middelen nodig dan alleen schuldbekentenissen en excuses. Uiteindelijk gaat het om het ongedaan maken van de historisch gegroeide ongelijkheid. Om het doorploegen van de verhalen in het archief. Om het toevoegen van nieuwe informatie. Om een herinterpretatie van de nationale geschiedenis in musea en tentoonstellingen. Dat de bewerkstelliging van structurele veranderingen in maatschappelijke verhoudingen en in het collectieve geheugen bij uitstek het terrein is van de verbeelding en de kunst, begrijpt ook Rutte inmiddels. Misschien is dat nog wel de meest concrete boodschap van het slavernijexcuus.
Op 1 juli van dit jaar is het 150 jaar geleden dat de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën daadwerkelijk werd afgeschaft. Afgelopen december maakte premier Rutte namens de regering excuses voor het slavernijverleden van de Nederlandse staat. Wat betekenen ‘excuses’, wie zijn erbij gebaat en welke waarde hebben ze voor de verwerking van de gruwelen van de slavernij? In hun bijdragen gaan Antoine de Kom, Rosemarie Buikema en Alfred Schaffer in op de slavernijexcuses. 9 juli 2023, Kasteel Huis Bergh, ’s-Heerenberg
Verhaal
Insula Dei
Essay
Het lijf van de grond
Poëzie
Overgangsfase
Essay
Het platte land
Beeld
Beeld
Verhaal
Nergens
Poëzie
Daylighting
Poëzie
Fernorchester
Essay
Moedig zijwaarts
Poëzie
onprofessionele hulp
Beeld
Beeld
Poëzie
twee gedichten
Verhaal
Kleine vignetten over een middelgroot dorp
Poëzie
Uit: De Heuvels
Poëzie
habitat
Essay
Boven het ommeland
Poëzie
Asfaltdandy
Essay
Een verworpen gewoonte
Poëzie
Amen
Verhaal
Niemandsland
Essay
Close reading VI: ‘hemel of sprookjesland – …’ van Alfred Schaffer
Verhaal
Noem me Ismaël
Poëzie
Over de ziel
Essay
Papa fume une pipe
Brieven