Meestal kiezen dichters tegenwoordig voor het vrije vers. Als ze al regels toepassen, dan liever de regels die ze zichzelf opleggen dan die van een vaste dichtvorm. Het sonnet is echter een uitzondering; als dwingende vorm blijft het fier overeind staan. Telkens weer verschijnen er dichtbundels waarin sonnetten zijn opgenomen, recent nog Rebelse sonnetten bij uitgeverij Nieuw Amsterdam en Wereldbibliotheek en de dichtbundel In het vlees van Roelof ten Napel (uitgeverij Hollands Diep). Ook Ilja Leonard Pfeijffer publiceert in NRC Handelsblad naar aanleiding van de actualiteit geregeld sonnetten.

Kennelijk is er iets met die vorm aan de hand waardoor dichters zich uitgedaagd voelen sonnetten te blijven maken. Door de geschiedenis heen hebben dichters zich er zelf ook over verwonderd: er zijn sonnetten die zichzelf en de regels waaraan de strofen moeten gehoorzamen tot onderwerp hebben. Uitgeverij Gianni in Maastricht verzamelde een vijftigtal van dergelijke ‘recursieve’ sonnetten uit de wereldliteratuur. De bundel bevat ook ‘grafische sonnetten’ in veertien lijnen, van de kunstenaars Kore, Siiri en Caius Spronken.

De redactie van De Gids zag in deze bijzondere uitgave, die in mei van dit jaar zal verschijnen onder de titel Vanzelfsprekend sonnetten (The 14 line challenge), aanleiding hedendaagse dichters te vragen ook recursieve sonnetten te schrijven. In het essay ‘Het tuimelraam’ onderzoekt Piet Gerbrandy de aantrekkelijkheid van het sonnet.

Piet Gerbrandy en Edzard Mik,
namens de redactie