‘It is the first lyric of self-consciousness, or of the self in conflict.’
— Paul Oppenheimer, The Birth of the Modern Mind: Self, Consciousness and the Invention of the Sonnet

‘Want nu zien wij nog door een wazige spiegel, maar straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.’
— 1 Korinthe 13:12

wat er na jaren slijten overblijft, zo-
als je de tjobèk haast wel móét ge-
bruiken zoals eerder je o-
vergrootmoeder

deed, en die van haar, en van haar,
je malende hand vooral een middel voor die terugkeren-
de handeling, alsof je maar
een placeholder bent, of minder —

als nakomeling vooral een gebaardragend lijf te blijken,
in plaats van de regel steeds beter te vatten, in het hart ervan
te kijken
en in het verbreken een belofte te zien, anders dan

wat je er eerder van had begrepen: de regel als een pij-
nigende geest, die lichaam na lichaam verslijt

Roelof ten Napel (1993) is dichter, schrijver en essayist. Zijn poëziedebuut, Het woedeboek (2018), werd genomineerd voor o.m. De Grote Poëzieprijs en de C. Buddingh’-prijs. Recent verscheen zijn tweede bundel In het vlees (2020). Eerder verschenen Constellaties (2014) en Het leven zelf (2017). Hij was laureaat van het C.C.S. Crone-stipendium.

Meer van deze auteur